Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Biologie Door Mind Map: Biologie

1. 2.2 botten bewegen

1.1. botten zitten in je skelet vier verbindingen aan elkaar: vergroeiing (dat kan niet bewegen), naadverbinding (dat kan niet bewegen), kraakbeen (kan wel bewegen) en gewricht is het meest bewegelijkste verbinding

1.2. gewrichtsknobbel

1.2.1. gewrichtskom

1.2.1.1. kraakbeen

1.2.1.1.1. gewrichtskapsel

1.3. soorten gewrichten: kogelgewricht (arm: schouderblad en been: dijbeen en heupbeen. Scharniergewricht (arm: spaakbeen en opperarmbeen en been: dijbeen en scheenbeen. Rolgewricht (arm: spaakbeen en ellepijp en been: nergens. Zadelgewricht (arm: handwortelbeentjes, middenhandsbeentjes en duim, dus alles in je hand en been: nergens. Eivormiggewricht (arm: vingerkootjes en middenhandsbeentjes en been: teenkootjes en middenvoetsbeentjes)

2. 1.3 onderzoek doen

2.1. onderzoeksstappen:

2.1.1. stap 1. onderzoeksvraag bedenken

2.1.1.1. stap 2. werkplan maken: werkwijze en benodigdheden

2.1.1.1.1. stap 3. resultaten verzamelen en verwerken

2.2. werkplan= hoe je en wanneer het onderzoek gaat uitvoeren

2.2.1. beschrijft de werkwijze en benodigdheden die je nodigt hebt

2.3. benodigdheden= spullen die je nodigt hebt voor een proef of experiment

2.4. proefvlak= klein stuk van het groot gebied dat je gaat onderzoeken

2.5. hoe verwerk je resultaten?

2.5.1. resultaten van een onderzoek zijn: waarnemingen, tellingen of metingen

2.6. soorten lijsten

2.6.1. tabel

2.6.1.1. lijst

2.6.1.1.1. turflijst

2.7. hypothese= wat je verwacht op de onderzoeksvraag

3. 1.1 ontdek je binnenste

3.1. organen

3.1.1. hart, darmen, longen, lever, blaas, nieren

3.2. orgaanstelsel

3.2.1. bloedvatenstelsel, ademhalingstelsel, verteringstelsel, spierstelsel en beenderstelsel, zenuwstelsel

3.3. torso

3.3.1. plastic pop zonder armen, benen en hoofd. Kan je je lichaam van binnen zien

3.4. verteren

3.4.1. eten kleiner maken

3.5. cellen: bouwstenen van organen

3.5.1. bestaan uit: celkern, cytoplasma en celmembraan

3.5.2. weefsel= groep van de zelfdde cellen met dezelfde taak

4. 1.2 je omgeving ontdekken

4.1. organismen

4.1.1. levende wezens: mensen, dieren en planten

4.2. waarnemen

4.2.1. dat doe je door: kijken, ruiken, voelen, horen en proeven

4.3. loep

4.3.1. kleine prganismen of delen van organismen bekijk je met een loep (vergrootglas die 10x vergroot)

4.4. microscoop

4.4.1. vergroot je hele kleine delen van organismen

4.5. soorten groepen

4.5.1. gewervelde dieren met wervelkolom

4.5.1.1. amfibieen, zoogdieren , vogels, vissen en reptielen

4.5.2. ongewervelde dieren zonder wervelkolom

4.5.2.1. geleedpotigen, holtedieren, stekelhuidigen, wormen, weekdieren en ribkwalen

4.6. kenmerken= waaraan je dieren herkent

4.7. twee soorten tekeningen

4.7.1. schematische tekening= belangrijkste onderdelen tekenen

4.7.1.1. natuurgetrouwe tekening= precies tekenen en geeft alle details aan

4.8. dwarsdoorsnede= -

4.8.1. lengtedoorsnede= l

4.8.1.1. buitenaanzicht=hoe iets er van buiten uit ziet

4.9. opzoeken van een naam doe je met een zoekkaart

4.10. Flora= boek waarin alle planten in staan

4.11. determinatietabellen= vragen over kenmerken van organise met "ja" en "nee"vragen

5. 2.1 botten

5.1. beenderstelsel of skelet

5.1.1. 206 botten of beenderen

5.2. wervelkolom

5.2.1. 7 halswervels, 12 borstwervels, 5 lendenwervels, heiligbeen en staartbeen

5.3. schedel

5.3.1. vormen botten in je hoofd

5.3.1.1. wordt gedragen door: wervelkolom

5.4. borstkas

5.4.1. wervels, ribben borstbeen

5.5. heupbeenderen horen bij je bekken

5.6. botten in je hand

5.6.1. vingerkootjes, middenhandsbeentjes handwortelbeentjes

5.7. botten in je voet

5.7.1. teenkootjes, middenvoetsbeentjes en voetwortelbeentjes

5.8. skelet heeft vier functies

5.8.1. stevigheid geven

5.8.1.1. vorm geven

5.8.1.1.1. beschermin geven

5.9. opbouw van een bot

5.9.1. grootste deel van bot is beenweefsel, beenweefsel bestaat uit beencellen

5.9.1.1. in het middenstuk van het bot zit holle ruimte met beenmerg

5.9.1.1.1. de beencellen maken stevige stof met veel kaqlk en weinig lijmstof

5.10. als het kraakbeen in botten langzaam verandert naar been noem je dat verbening

5.11. kraakbeencellen in het uiteinde van botten, hierdoor kan het bot groeien dat heten groeischrijven

5.12. hoe vangt je wervelkolom schokken op?

5.12.1. dubbele-s-vorm die het wervelkolom een beetje in elkaar wordt geduwd

5.12.1.1. kraakbeenschijven kan ook een beetje worden in gedrukt

5.13. het wervellichaam is het gedeelte dat stevigheid aan geeft aan de wervelkolom

5.13.1. in het wervelkolom ligt ruggenmerg, dat betsaat uit zenuwcellen en zenuwen

5.14. soorten: topganger (bizon), teenganger (hond) en zoolganger (gorrila)