1. Kruisingen met erwtenplanten
1.1. Waarom kruisingen?
1.1.1. onderzoeken hoe erfelijke eig worden doorgegeven volgende generatie
1.2. Wie?
1.2.1. Gregor Mendel
1.3. Waarom erwtenplanten?
1.3.1. kenm makkelijk waar te nemen
1.3.2. produceren groot nageslacht
1.3.3. zelfbestuiving
1.3.4. kruisbestuiving mogelijk
1.4. waarom zaadvaste erwtenplanten?
1.4.1. geven nakomelingen met precies zelfde kenm als ouderplanten (zelfbestuiving)
2. Monohybride kruisingen
2.1. monohybride kruisingen met dominante overerving
2.1.1. Stap 1 : kruising van parentale generatie
2.1.1.1. planten met gele en groene zaden
2.1.1.2. kruisen door stuifmeel van ene plant op stempel van andere plant aan te brengen
2.1.1.3. na bevruchting, zaadvorming en kieming alleen planten met gele zaden = nakomelingen (hybride) v/d eerste generatie (F1)
2.1.1.4. Geel = dominant / Groen = recessief
2.1.2. stap 2 : zelfbestuiving van de F2 generatie
2.1.2.1. Planten van F1 doen aan zelfbestuiving tot F2 geneartie
2.2. Interpretatie v/d resultaten : splitsingswet (segregatiewet)
2.2.1. splitsingswet: erffactoren komen in paren voor, bij vorming gameten worden de paren van erffactoren gescheiden, gesplitst en bij zygote worden nieuwe combinaties van twee erffactoren gevormd.