1. Borstvoeding
1.1. Moedermelk
1.2. Afweersysteem
1.2.1. Antilichamen
1.3. Eigen dieet
1.4. Medicatie
1.4.1. Sommige medicatie wordt door moedermelk doorgegeven
1.5. Overgang naar flesvoeding
2. Zwangerschap
2.1. Vrouwen
2.1.1. Kleine vruchtbare periode
2.1.2. 40 weken
2.1.2.1. Bevallen
2.1.2.1.1. Vliezen breken
2.1.2.1.2. Weeën
2.1.2.1.3. Keizersnede
2.1.2.2. Uitgerekende datum
2.2. Voeding
2.2.1. Niet
2.2.1.1. Alcohol
2.2.1.2. Rauw vis+vlees
2.2.1.3. Kaas van rauwe melk
2.2.1.4. Gerookte vis
2.2.1.5. Caffeïne
2.2.1.6. Roken
2.2.2. Wel
2.2.2.1. Goed doorbakken vlees en vis
2.2.2.2. Verse groente en fruit
2.2.2.3. Gevarieerd dieet
2.3. Medicatie
2.3.1. Mag niet gebruikt worden
2.3.1.1. Isotretinoïne
2.3.1.2. Methotrexaat
2.3.1.3. NSAID's
2.3.2. Mag wel gebruikt worden
2.3.2.1. Foliumzuur
2.3.2.1.1. Preventief
2.3.2.1.2. Tijdens zwangerschap
2.3.2.2. Jodium
2.3.2.2.1. Binnen 100 km van een kerncentrale
2.3.2.2.2. Tegen schildklierkanker in geval van kernramp
2.4. Zwangerschapsdiabetes
2.4.1. Vanaf 24 weken
2.4.2. Risicogroepen
2.4.2.1. Eerder zwangerschapsdiabetes gehad
2.4.2.2. Hoog bmi moeder tijdens zwangerschap
2.4.2.3. Zware baby
2.5. Zwangerschapsvergiftiging
2.5.1. Complicaties
2.5.2. Hoge bloeddruk
2.5.3. Vochtophoping
2.5.3.1. Oedeem
2.5.4. Verschillende ziektebeelden
2.5.4.1. Zwangerschapshypertensie
2.5.4.2. Pre-eclampsie
2.5.4.3. HELLP-syndroom
2.5.4.4. Eclampsie
2.6. Zorgverleners
2.6.1. Gynaecoloog
2.6.1.1. Echo's
2.6.1.1.1. Minimaal 2
2.6.1.1.2. Groeiecho
2.6.1.1.3. Liggingsecho
2.6.1.1.4. Pretecho
2.6.1.1.5. Inwendig en uitwendig
2.6.2. Verloskundige
2.6.2.1. Begeleiding in zwangerschap en bevalling
2.6.2.2. Controleert of zwangerschap normaal verloopt
2.6.2.3. Ondersteunt in vragen van de zwangere vrouw