1. 2) CULTUREEL MATERIALISME
1.1. Vakmanschap
1.1.1. handelingen contextgebonden en diepgeworteld
1.1.2. waarde van iets goed te doen
1.1.3. prestaties uit het verleden doen er toe
1.1.4. tijd nodig
1.1.5. nuttigheid/gemeenschap
1.1.6. verhaal/ritme
1.1.7. Vaardigheden
1.1.7.1. hoofd en hand verbonden
1.1.7.1.1. ritme impliciete en expliciete kennis
1.1.7.1.2. problemen oplossen en zoeken
1.1.7.1.3. lichamelijke zekerheid
1.1.7.1.4. herhaling / oefenen
1.1.7.2. verschillende technieken
1.1.7.2.1. concentratie
1.1.7.2.2. coördinatie
1.1.7.2.3. zelfbeheersing
1.1.7.2.4. controle obsessieve energie
1.1.7.3. spel
1.1.7.4. rol van taal
1.1.7.5. rol verbeelding
1.1.7.6. objectief
2. 1) CULTUUR NIEUW KAPITALISME
2.1. Economische veranderingen
2.1.1. Gevolg bij de werknemer: EROSIE van het karakter
2.1.1.1. Eigenschappen/ vaardigheden van de geïdialiseerde werknemer volgens Sennett
2.1.1.1.1. onafhankelijk
2.1.1.1.2. Meritocratie: groeimogelijkheden / potentieel talent
2.1.1.1.3. overgave/ verleden loslaten/risico's nemen
2.1.1.1.4. processen en netwerken
2.1.1.1.5. handeling wordt gescheiden van de context/ werken op verschillende fronten
2.1.1.1.6. overdraagbare menselijke vaardigheden
2.1.1.1.7. flexibel
2.1.1.2. geen toewijding
2.1.1.3. desoriëntatie door onzekerheid
2.1.1.3.1. ambigue laterale bewegingen
2.1.1.3.2. retrospectieve verliezen
2.1.1.3.3. onvoorspelbare lonen
2.1.1.4. geen ondersteunend verhaal meer
2.1.1.4.1. OUDE WERKETHIEK
2.1.1.5. angst
2.1.1.6. sociale terugtrekking
2.1.1.7. narcisme
2.1.1.8. zelfgenoegzaamheid
2.1.2. flexibel
2.1.2.1. re-engineering
2.1.2.2. flexibele specialisatie
2.1.2.3. concentratie van macht zonder centralisatie
2.1.3. korte-termijn
2.1.4. technologische vooruitgang
2.1.4.1. mondiale communicatie
2.1.4.2. automatisatie
2.1.5. minder autoriteit van de centrale macht
2.1.5.1. NIEUWE WERKETHIEK
2.1.5.1.1. teamwork
2.1.6. Gevolg op de werkvloer
2.1.6.1. weinig institutionele kennis
2.1.6.2. weinig sociaal kapitaal
2.1.6.2.1. afname informeel vertrouwen
2.1.6.2.2. afname loyaliteit
2.2. Consumptie
2.2.1. prikkeling potentie
2.2.2. actieve betrokkenheid beeldvorming
2.2.3. burger als consument
2.2.4. Facebook: vriendschap wordt vercommercialiseerd
3. SCHOLING
3.1. wellevendheid
3.2. empathie
3.3. dialogische relaties
3.4. inspannende samenwerking
4. ONTSCHOLING
4.1. sympathie
4.2. dialectische relatie
4.3. materiële redenen
4.3.1. ongelijkheid
4.4. institutionele redenen
4.4.1. silo-effect
4.4.2. moderne communicatiemiddelen
4.5. culturele redenen
4.5.1. homogenisering
4.5.2. nieuw type karakter - terugtrekking
4.6. technologie
4.6.1. gebruiksvriendelijk
4.6.1.1. vermindering generatieve effect van leren
5. 3) SAMENWERKEN
5.1. soft -skills : luisteren, anderen leren en faciliteren
6. PARADOX ?? Werk leerkracht = ontscholing volgens Sennett voor de 'vakman' MAAR wel voorbereiding op de 'geïdialiseerde werknemer' die het volgens hem in de moderne samenleving goed kan vinden
6.1. Ontscholing?
6.1.1. vaardigheden worden minder ingeoefend
6.1.2. minder nadruk op kennis
6.1.3. leerkracht als coach
6.1.4. zelfsturend leren
6.1.5. minder prestatiegericht
6.1.6. ...