RZL: 6 “Heb je louter aandacht voor het overbrengen van (vak)kennis bij je leerlingen of wil je...

1. Doorverwijzen kan zeker als het onderwerp te hevig/persoonlijk voor je is

2. Je bent aan het werk met mensen. Zij hebben gevoelens, waarden, normen... Iedere leerling heeft dus een eigen persoonlijkheid, dit vraagt om een aangepaste aanpak.

3. Je spendeert veel tijd met je leerlingen waardoor je ze op een persoonlijk niveau leert kennen

4. Er moet een educatief partnerschap zijn tussen leraar en ouders om het kind te ondersteunen bij het leren.

4.1. je leert ze omgaan met hun ouders

4.2. conflicten en ruzies binnen de klas

4.3. samenwerking in een groep

5. Het is nodig om leerlingen om te vormen tot cultuurwezens, daarom is het nodig om buiten de lesinhouden leerlingen te doen nadenken over maatschappelijke thema's

6. Probeer een leerling niet van mening te veranderen, maar bied meer informatie aan zodanig dat de leerling eventueel zelf zijn mening kan veranderen.

7. Als leerlingen tot een eigen mening willen komen, moeten ze eerst feiten leren. Met de verworven mening kunnen de leerlingen een standplaats innemen in de wereld.

8. Je kan pas gericht hulp bieden als je als leerkracht zelf genoeg kennis hebt over de situatie.

9. Het is geen schande als leerkracht om niet te kunnen antwoorden op een vraag/probleem. Het belangrijkste is dat je er iets mee doet.

10. De mate waarin je aan waarde-opvoeding doet, hangt af van hoe sterk je in je vel staat

11. Je zoekt samen met de leerlingen een bepaalde oplossing. Je geeft de leerlingen het gevoel dat je bereid bent om te luisteren.

11.1. Wanneer leerlingen overlopen van problemen, zien zij vakkennis als iets onbelangrijk dus je moet de problemen eerst aanpakken

11.2. Als leerlingen bij je terecht kunnen met problemen voelen ze zich goed, hierdoor gaan de schoolprestaties er ook op vooruit

12. Je kan een bron van informatie zijn voor de leerlingenbegeleiding, je kan hen bijvoorbeeld tips geven over welke aanpak het beste werkt bij een bepaalde leerling

13. Breng de leerlingen op de hoogte wat de leerlingenbegeleiding is en waarvoor het staat. Geef informatie waarom ze dit kunnen gebruiken en hoe ze contact kunnen leggen.