Principe 2: autonomie en ruimte scheppen voor leren en ontwikkelen.

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Principe 2: autonomie en ruimte scheppen voor leren en ontwikkelen. Door Mind Map: Principe 2: autonomie en ruimte scheppen voor leren en ontwikkelen.

1. Idris: de kinderen met de stagiares en begeleiders laten praten 1 op 1 en/of groepsverband over wat zij willen en vinden.

2. En een vaste dag daarvoor inplannen

3. Aike: we geven kinderen veel ruimte om mee te denken in activiteiten, bevragen wat zij graag willen doen

3.1. We creëren een omgeving waarin iedereen mag zijn wie hij is, iedereen is gelijk en krijgt ruimte voor zijn eigen proces

3.1.1. Bij T+HUIS leren we door te doen, we mogen fouten maken en dat geldt ook voor de kinderen, dat gevoel/ sfeer heerst wel

3.2. Diversiteit team zorgt ook voor diversiteit in begeleidingstijlen, daardoor vindt ieder kind iets wat bij hem past

3.2.1. Kinderen zien begeleiders als rolmodel, dit is een krachtig middel om je met kinderen te verbinden en ze te helpen ontwikkelen

3.3. Dit past heel goed bij de uitgangspunten van T+HUIS leergemeenschap, zowel voor kinderen als studenten. Alleen de vertaalslag naar de praktijk kan beter

4. Idris: we geven de kinderen veel de tijd en ruimte om na te denken wat zij willen doen bij t+huis. zelf ontwikkeling is belangrijk. idris

5. Belangrijk hierbij is de kennis die de begeleider heeft over het kind: - Kinderen die angstig zijn moeten gestimuleerd worden om dingen te proberen en zo het zelfbeeld te vergroten. - Kinderen die zichzelf overschatten, zullen begeleid moeten worden om in het leren overzien van de gevolgen van eigen handelingen.

6. Kinderen leren door zelfstandig taken te verrichten en te ondervinden. Kinderen willen het gevoel hebben dat ze zelf kunnen beslissen en keuzes maken. Ruimte is voor de kinderen essentieel, dit krijgen ze van begeleiders. Deze ruimte moet realistisch en passend zijn, het mag niet te klein, maar ook niet te groot. Het gaat om de juiste balans vinden tussen beschermen en vrijlaten.

7. De opbouw van de bijeenkomst: 1. Oriëntatie 2. Uitleg 3. Brainstormen 4. Resultaten delen 5. Evaluatie

8. Waar staan we nu met betrekking tot dit onderwerp? / wat doen we goed?

8.1. Er zijn altijd meerdere begeleiders aanwezig, dus er is altijd een aanspreekpunt voor de kinderen

9. Mo: We kunnen het doen doormiddel Met gesprekken met de kinderen.

10. Wat hebben we nodig om daar te komen? / wat moeten we daarvoor doen?

10.1. Aike: de 4 principes meenemen in de voorbereiding van de activiteiten, dus bewust nadenken hoe we dit terug zien in iedere activiteit

10.2. Regelmatig intervisie bijeenkomsten om samen manieren te bedenken om kinderen te betrekken

10.3. 'onderzoeksactiviteiten' spelenderwijs met kinderen nadenken over de activiteiten, wat willen ze graag doen

10.3.1. actieve houding tijdens de activiteiten, altijd zoveel mogelijk zelf meedoen. Goed voorbeeld doet goed volgen

10.3.2. kindprofielen maken, optekenen wat sterke/minder sterke punten bij kinderen zijn en samen nadenken hoe ze hieraan kunnen werken

11. Belangrijk: in de laatste bijeenkomst moet iedereen een pitch geven over een bepaald onderwerp wat we besproken hebben. Wat heb je geleerd van dit onderwerp? welke ideeën zijn er ontstaat? hoe gaan we dit meenemen in de praktijk?

12. mo: We betrekken de kinderen bij activiteiten. Gesprekken voeren. Niet altijd.

13. Idris: Bij de ene activiteit beter dan bij de andere. Niet altijd.

14. melvin: kinderen wie het meest op de achtergrond wegvallen er steeds bij blijven betrekken.

15. Zahra; door vaker in de week gesprekken in te plannen met de kinderen. Zo komen we er achter wat hun ook leuk lijkt om te doen. Het geen wat uit het gesprek komt met de kinderen kunnen wij als team weer bespreken en ons plan van aan pak aanpassen. Tijdens een activiteit waar kan de kinderen meer zelfstandigheid bieden dit vordelt hun ontwikkelen.

15.1. kinderen zijn verschillend dus ieder kind heeft een andere manier van communicatie nodig. Het ene kind is heel druk vergeleken met het kind dat bijna niet spreekt en rustiger is.

16. idris:1 op1 gesprekken voeren, zodat je de kinderen meer het gevoel geeft dat ze ook iets mogen en kunnen bedenken.

17. Ruimte = kans en vrijheid om te handelen. Kinderen moeten de kans krijgen om fouten te maken en dingen te leren. De begeleiders dienen zich bewust te zijn van de mogelijkheden die zij hierin kunnen bieden.

18. Autonomie = zelfstandig. Heeft altijd verband met relatie. De kinderen mogen zelfstandig zijn maar er moet altijd een begeleider aanwezig zijn voor het geval dat er iets fout gaat en het kind hulp nodig heeft.

19. Hoe zouden we dit meer willen terugzien in de toekomst? / wat kan beter?

19.1. Aike: nog beter naar kinderen luisteren en kijken, zij zijn experts van hun eigen omgeving.

19.2. kinderen leren van hun eigen fouten, we mogen kinderen nog meer stimuleren in hun doorzettingsvermogen ipv dingen over te nemen of over te slaan

19.3. Aike: we kunnen nog meer inzicht krijgen in de individuele kinderen, wat heeft dit kind nodig om tot ontwikkeling te komen

19.4. Zelf actiever meedoen met de activiteit, naast het kind gaan staan, dingen niet overnemen maar voordoen of samen oplossen

19.5. Meer gesprekken voeren met kinderen en dit delen met je team

19.6. Kinderen zelf regie laten voeren over de activiteit, ook van organiseren, voorbereiden en evalueren kunnen kinderen veel leren

19.6.1. Activiteiten goed voorbereiden en van tevoren nadenken hoe je dit onderwerp terug laat komen in de activiteit

19.7. Regelmatig intervisie om inzicht te krijgen in de kinderen

19.7.1. onderzoeksweken organiseren, spelenderwijs ontdekken waar kinderen mee bezig zijn, wat ze nodig hebben, welke talenten/ interesses en daar de activiteiten op bedenken

20. Asmaa: Kinderen aan het einde van elke activiteit vragen wat we volgende week/ keer zullen doen.

21. Mo: De behoeftes van de kinderen nog meer terug late komen in de activiteiten

22. Zahra: we moeten de kinderen meer betrekken bij de activiteiten. Dit doen we niet altijd bij de activiteiten.