1. dihybride kruising
1.1. 2 of meer fenotype's
1.1.1. allelen elke eigenschap onafhankelijk overgeërfd
1.1.2. is alleen als beide kenmerken op ander chromosoom liggen
2. overerving multipele allelen
2.1. 1 gen, meer dan 2 allelen
2.2. vb. bloedgroep
2.2.1. moleculen= antigenen
2.2.2. niet aan iedereen kan doneren of ontvanen
2.2.2.1. antigenen samen met resusfactor
2.2.3. eigen antilichamen
2.2.4. bloedgroep AB
2.2.4.1. iedereen bloed ontvangen
2.2.4.1.1. universele acceptor
2.2.5. bloedgroep O
2.2.5.1. iedereen bloed geven
2.2.5.1.1. universele donor
3. geslachtsgebonden overerving
3.1. 23ste chromosomenpaar
3.1.1. geslachtschromosoom
3.2. vb. X-gebonden overerving
3.2.1. kleurenblind, hemofilie
3.2.1.1. defect gen op de X-chromosoom
3.2.1.2. vrouw kan draagster zijn
3.2.1.3. man komt sneller tot uiting
3.3. vb. Y-gebonden overerving
3.3.1. vader aan dochter altijd X-chromosoom
3.3.2. vader aan zoon altijd Y-chromosoom
3.3.3. genetische afwijking Y-chromosoom
3.3.3.1. altijd aan de zoon
4. Gregor Johan Mendel
4.1. 3 erfelijkheidswetten
4.1.1. dominantiewet
4.1.2. onafhankelijkheidswet
4.1.3. splitsingswet
5. monohybride kruising
5.1. genen
5.1.1. verschillende vormen= allelen
5.1.1.1. dominante allelen
5.1.1.1.1. weergegeven met hoofdletter
5.1.1.2. recessieve allelen
5.1.1.2.1. weergegeven met kleine letter
5.1.1.3. allelsamenstelling= genotype
5.1.1.3.1. uiting van genotype= fenotype
5.1.1.4. heterozygoot
5.1.1.4.1. 2 verschillende vormen van gen
5.1.2. homozygoot
5.2. dominant-recessieve principe
5.2.1. 2 identieke kopieën van gen
5.2.2. menselijke kenmerken die we overerven
5.3. codominante overerving
5.3.1. 2 allelen even dominant
5.3.1.1. samen tot uiting
5.4. intermediaire overerving
5.4.1. heterozygoot genotype
5.4.1.1. nieuw fenotype