1. anti-epileptica
1.1. epileptische aanval afbreken
1.2. afgeleid van slaapmiddelen
1.2.1. sufheid meestvoorkomende bijwerking
1.3. bij kinderen nitrazepam
1.3.1. bij acute aanvallen diazepam stesolid
1.3.2. of midazomal dormicum
1.3.2.1. kan in wangzak of neusholte toedienen
2. Migraine
2.1. vorm van zware hoofdpijn
2.1.1. beperkt 1 kant van hoofd
2.1.2. gepaard misselijkheid
2.1.2.1. braken
2.1.2.2. overgevoeligheid licht en geluid
2.1.2.3. tijdelijk gezichtsstoornis
2.1.2.3.1. dubbel zien
2.1.2.4. spraakstoornissen
2.1.2.5. beven en zweten
2.1.3. houdt aantal uren aan
2.1.3.1. gevolg door doffe zware hoofpijn
2.1.3.1.1. houdt aan vele uren tot 2 dagen
2.1.4. ernst en verloop verschilt p.p.
2.2. oorzaak onbekend
2.2.1. uitlokkende factoren
2.2.1.1. stress
2.2.1.1.1. lawaai
2.2.1.2. oude kaas
2.2.1.2.1. fel zonlicht
2.2.1.3. chocolade
2.2.1.3.1. sterke tempwisseling
2.2.1.4. veel zout
2.2.1.4.1. alcohol
2.2.1.5. noten
2.2.1.5.1. menstruatie
3. behandeling migraine
3.1. onderscheid behandeling aanval en profylactische behandeling
3.1.1. profylactisch
3.1.1.1. ingesteld bij 2 of meer aanvallen p/m
3.1.1.2. afhankelijk van de aanval ernst
3.1.2. behandeling aanval
3.1.2.1. eenvoudige pijnstillers
3.1.2.1.1. paracetamol
3.1.2.1.2. carbasalaatcalcium
3.1.2.1.3. andere NSAID
3.1.2.2. in combinatie met antibraakmiddel
3.1.2.2.1. metoclopramide
3.1.2.2.2. domperidon
3.1.2.3. combinatiepreparaten
3.1.2.3.1. 900 mg acetylsalicylzuur
3.1.2.3.2. 10 mg metoclopramide
3.1.3. als medicijen falen
3.1.3.1. triptaten
3.1.3.1.1. neusspray
3.1.3.1.2. zetpil
3.1.3.1.3. injectie
3.1.3.1.4. tot deze groep behoort sumatriptan
3.1.3.1.5. bijwerkingen warmtegevoelens
4. behandeling ziekte van parkinson
4.1. nog niet mogelijk
4.1.1. wel verschijnselen verminderen
4.2. tekort aan dopamine aanvullen
4.2.1. levodopa rechtstreek toedienen
4.2.1.1. wordt door enzym afgebroken voordat het actief kan worden in hersenen
4.2.1.2. wordt gecombineerd met stof die enzym afremt
4.2.1.2.1. hierdoor veel levodopa i/d hersenen
4.2.1.2.2. combi: levodopa & madopar
4.3. andere middelen
4.3.1. ropinirol
4.3.1.1. ook voor RLS
4.3.1.1.1. onrustige benen
4.3.2. pramipexol
4.3.2.1. ook voor RLS
4.3.2.1.1. Restless Legs Syndrome
4.3.3. entacapone
4.3.4. amantadine
5. Behandeling vertigo
5.1. meestal symptomatische behandeling
5.1.1. cinnarizine
5.1.1.1. dempende werking op hersenen
5.1.2. betahistine
5.1.2.1. werking nog niet bewezen
6. neurologische aandoening
6.1. onderscheiden van psychiatrisch ziektebeeld
7. epilepsie
7.1. aandoening die zich uit in aanvallen
7.1.1. insult of toeval
7.1.1.1. ook bij koorts
7.1.1.2. hersenvliesontsteking
7.2. spontane/ niet voorspelbare ontlading i/d hersenen
7.2.1. leidt tot spierverkrampingen
7.2.2. spier verslapping
7.2.3. bewusteloosheid
7.3. Koortsconvulsie
7.3.1. koortsstuip
7.3.1.1. meestal snel voorbij
7.3.1.1.1. zo niet, rectiole met diazepam
7.3.2. bij kleuters
7.3.3. plots stijging lichaamstemp.
8. Ziekte van Parkinson
8.1. aandoening oorzaak
8.1.1. stoornis aanmaak dopamine
8.1.1.1. stof noodzakelijk voor goede werking zenuwstelsel
8.1.2. kenmerk ziektebeeld
8.1.2.1. verstoring van beweging
8.1.2.2. bewegingsarmoede
8.1.2.3. verhoogd spierspanning
8.1.2.4. maskergelaat
8.1.2.5. zachte monotone spraak
8.1.2.6. beven van handen
9. Vertigo
9.1. draaiduizeligheid
9.1.1. patient gevoel dat ie draait
9.1.2. probleem is veel oorzaken
9.1.2.1. veel ziektebeelden ermee
9.1.2.2. kan lichamelijk of psychisch zijn
9.1.3. kunnen acuut of aanvalsgewijs optreden
9.1.3.1. kan langzaam opkomen
9.1.3.2. ook chronisch aanwezig blijven
9.1.4. algemene klachten:
9.1.4.1. misselijkheid
9.1.4.2. hoofdpijn
9.1.4.3. oorsuizen
9.1.4.4. soms braken en dubbelzien