Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Eten & drinken Door Mind Map: Eten & drinken

1. H11 Dieetleer

1.1. Soorten diëten

1.1.1. Voedingstofbeperkende diëten - een energie beperkt dieet (gewichtverlies) - lagere dosering van één of meerdere bepaalde voedingstoffen

1.1.2. Voedingstofvereikende diëten - energieverrijkt dieet (gewicht toename) - relatief hoge dosering van een of meerdere bepaalde voedingstoffen

1.1.3. Meest voorkomende diëten - cholesterolverlagend - energie verrijkt/beperkt - eiwit verrijkt/beperkt - voedingsvezel verrijkt - diabetes mellitus - natrium beperkt

1.2. Voedselovergevoeligheid

1.2.1. Voedselallergie Overgevoeligheid op bepaalde stoffen. Geeft een bijzondere, meestal heftige reactie van het afweersysteem. Het afweersysteem maakt afweerstoffen tegen eiwitten in de voeding. De aanleg om dit te ontwikkelen is vaak erfelijk.

1.2.1.1. Symptomen: Huiduitslag Roodheid Hartkloppingen Benauwdheid

1.2.2. Voedselintollerantie Onverdraagzaamheid voor bepaalde stoffen. Het lichaam reageert minder heftig dan bij allergie. Het is een ongewenste reactie maar het afweersysteem is hier niet bij betrokken.

1.2.2.1. Symptomen: Hoofdpijn/migraine Duiziligheid Diarree Huiduitslag

1.3. Adviseren & motiveren

1.3.1. Begrijpt de cliënt wat het dieet inhoudt? Kan deze cliënt een goede keuze maken tussen verschillende levensmiddelen? Weet de cliënt hoe de maaltijd evengoed gemaakt kan worden? Krijgt de cliënt voldoende belangrijke voedingstoffen binnen? Vraag eventueel een diëtist om tips

2. H12 Ondersteuning bij eten & drinken

2.1. Beleving van voeding

2.1.1. Lichamelijke functie: Het voedsel levert bouwstoffen voor het lichaam, geeft energie en beschermt tegen ziekten.

2.1.2. Geestelijke functie: Het voedsel kan een (on)tevreden gevoel geven.

2.1.3. Sociale functie: Samen eten & drinken kan als waardevol worden ervaren.

2.1.4. Religieuze functie: Er kunnen geloofsregels zijn over wat iemand wel en niet mag eten en drinken.

2.2. Voedingsgewoonten

2.2.1. Maatschappelijke invloeden Als voorbeeld de media: - product, keurmerken, symbolen en logo plaatsing. - invloed op wat wij wel en niet moeten eten. - schoonheidsidealen

2.2.2. Religieuze voorschriften - Moslims: geen varkensvlees, Halal, geen alcohol, Ramadan. - Hindoes: geen rundervlees, vormen van vasten. - Katholieken: geen vlees op vrijdag, vasten tussen carnaval en Pasen. - Joden, Koosjer geoorloofd voedsel, geen varkensvlees.

2.2.3. Grazing de gewoonte om gedurende de hele dag kleine hoeveelheden te eten. Er is een groter aanbod. Soms zijn kleinere porties goed om gezondheidsredenen. Wanneer grazing voornamelijk gemaksvoeding bevat is het niet goed.

2.2.4. Persoonlijke voedingsgewoonten

2.3. Begeleiden naar gezond eten & drinken

2.3.1. Voedingsproblemen en eetstoornissen| Voedingsproblemen kunnen ontstaan doordat iemand bijvoorbeeld een lichamelijke beperking, aandoening, psychische,/sociale klachten heeft. Een eetstoornis kenmerkt zich door een abnormaal eetpatroon.

2.3.2. Wet bopz, Wvggz en Wet zorg en dwang

2.3.2.1. Wet bopz (bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen) geeft aan wanneer gedwongen voeding of vocht toedienen wel en niet is toegestaan.

2.3.2.2. Wvggz (wet verplichte geestelijke gezonheidszorg) Is er om gedwongen behandelingen terug te dringen of minder ingrijpend te maken.

2.3.2.3. Wet zorg en dwang (gericht op mensen met dementie en mensen met een verstandelijke beperking) De kern van de wet is nee, tenzij.

2.3.2.3.1. Toedienen van vocht of voeding terwijl de cliënt zich ertegen verzet, als er een reële kans op uitdroging bestaat.

2.3.2.3.2. Een slot op een koelkast aanbrengen bij iemand die geen remmingen kent met eten of drinken en daardoor ernstige gezondheidsschade kan oplopen.

2.4. Invalshoeken ondersteuning

2.4.1. Informeren, adviseren, stimuleren en motiveren.

2.4.1.1. 1. Probeer eerlijk, kritisch en objectief te blijven.

2.4.1.2. 2. Geef op een geloofwaardige manier aandacht aan gezonde voeding.

2.4.1.3. 3. Maak op een positieve manier de voedingsgewoonten tot het onderwerp van het gesprek

2.4.1.4. 4. De verantwoordelijkheid voor het eetgedrag ligt bij de cliënt zelf!

2.4.2. Maaltijden voorbereiden en samenstellen

2.4.2.1. Voorbereiden: Boodschappen Voorraadbeheer Levensmiddelen bewaren Koken

2.4.2.2. Samenstellen: - Recept. - Gerechten die passen bij het seizoen/weer. - Aanbevolen hoeveelheid groenten en fruit verspreiden over momenten. - een maaltijd met een combinatie van zwaar en licht verteerbare voedingstoffen. - Variatie. - Verse kruiden. - Onverzadigde vetten. - Geen aangebrande voeding eten.

2.4.2.3. Aanpassen: Kies alleen voor zacht of vloeibaar voedsel als dat strikt noodzakelijk is.

2.4.3. Helpen bij eten en drinken

2.4.3.1. Fingerfood: Zelfredzaamheid behouden/stimuleren door zelf met de handen te laten eten.

2.4.3.2. Aandachtspunten - Goede zithouding. - Rustige omgeving. - Hygiëne. - Bescherming van kleding. - Bidden. - Smakelijk opdienen. - Blijf niet staan. - Ooghoogte. - Pas je tempo aan.

2.4.3.3. Hulpmiddelen - Aangepaste drinkbekers. - Aangepast bestek - Aangepaste borden. - Anti slip matje. - Slabben.

3. H13 Eten en drinken bij gezondheidsproblemen

3.1. Voeding bij ziekten

3.1.1. Aandachtspunten -Bouillon 1/2 uur voor de maaltijd kan de eetlust opwekken. - Smakelijk opdienen. - Kleine hoeveelheden. - Geen vette voeding. - Zet het eten zo weg dat de cliënt makkelijk kan eten. - Geef voeding die hij/zij lekker vindt. - Geef voeding met friszure smaak. - Geef voeding die makkelijk te kauwen en slikken is. - Geef voeding op de juiste temperatuur. - Gebruik hulpmiddelen om het eten te vergemakkelijken. - Geef bij diarree vooral veel drinken.

3.1.2. Zelfredzaamheid - Opletten dat de cliënt voldoende vocht binnen krijgt en verstandig eet. - Deel de verantwoordelijk om voldoende te eten en drinken met de cliënt. - Bewaken dat de cliënt goed genoeg voor zichzelf zorgt. - De cliënt waar nodig bijsturen of een deel van de verzorging over nemen.

3.1.3. Voeding bij koorts - Wanneer de koorts langdurig is kan er kans zijn op uitdroging. Dit geldt vooral bij kinderen en ouderen. - Door koorts kan iemand veel zweten dit leidt tot vocht en zout verlies. - Vermijdt een overdaad aan prikkels en laat de cliënt zoveel mogelijk hetzelfde slaapritme aan te houden.

3.2. Voeding bij problemen in spijsverteringstelsel

3.2.1. Stoornissen in spijsverteringsstelsel

3.2.1.1. Gebrek aan eetlust

3.2.1.2. Misselijkheid en braken

3.2.1.3. Branden gevoel in slokdarm of maag

3.2.1.4. Darmklachten

3.2.1.5. Diarree

3.2.1.6. Obstipatie

3.2.1.7. Winderigheid

3.2.1.8. PDS

3.2.2. Ziekten van het spijsverteringsstelsel

3.2.2.1. Voedselvergiftiging

3.2.2.2. Aarsmaden, lintworm en spoelworm

3.2.2.3. Maagzweer

3.2.2.4. Galstenen

3.2.3. Stofwisselingsziekten Als de stofwisseling niet goed verloopt, ontstaan tussenstoffen die schadelijk zijn. Deze schadelijke stoffen kunnen zich ophopen in de lichaamscellen. Er bestaan ongeveer 600 erfelijke stofwisselingsziekten. Diabetes mellitus type 1 - 2 Cystic Fibrose Fenylketonurie Coeliakie

3.3. Voedingsproblemen bij verschillende beperkingen

3.3.1. Lichamelijke beperkingen

3.3.1.1. Reumatische aandoening

3.3.1.2. Multiple Sclerose

3.3.1.3. HIV infectie (AIDS)

3.3.2. Orgaanbeperkingen

3.3.2.1. Diabetes mellitus

3.3.2.2. Nierziekten

3.3.2.3. Hart- en vaatziekten

3.3.3. Motorische beperkingen

3.3.3.1. Verlammingen

3.3.3.2. Ontbreken van ledematen

3.3.3.3. aandoeningen van botten en/of gewrichten

3.3.3.4. Spierziekten of aandoeningen

3.3.4. Spasticiteit

3.3.4.1. Problemen met : - Kauwen - Slikken - Overmatige vorming van speeksel

3.3.5. Verstandelijke beperkingen

3.3.5.1. Syndroom van Down

3.3.5.1.1. Aangeboren maag-darm problemen

3.3.5.1.2. Extra aandacht voor de mond motoriek nodig

3.3.5.1.3. Vatbaar voor voedsel allergie

3.3.5.1.4. Lijden vaak aan schildklierproblemen

3.3.5.2. EMB

3.3.5.2.1. Contracturen

3.3.5.2.2. Epilepsie

3.3.5.2.3. Veelvuldige luchtweginfecties of andere ontstekingen

3.3.5.2.4. Obstipatie

3.3.5.2.5. Niet kunnen kauwen/slikken

3.3.5.2.6. Stoornis in de passage van het voedsel

3.3.5.2.7. Reflux

3.4. Voedingsproblemen bij mensen met een beperking

3.4.1. Oorzaken

3.4.1.1. Leefsituatie

3.4.1.2. Gezondheidsproblemen

3.4.2. Specifieke problemen

3.4.2.1. Kauwstoornissen en slikstoornissen

3.4.2.1.1. Voortdurende slikbewegingen

3.4.2.1.2. Voortdurend hoesten bij het eten

3.4.2.1.3. Pijn bij het slikken

3.4.2.1.4. Erg langzaam eten

3.4.2.1.5. Vermoeidheid tijdens/na eten en drinken

3.4.2.1.6. Uit de mond lopen van eten en drinken

3.4.2.2. Refluxziekte en rumineren

3.4.2.2.1. Reflux: zuurbranden. De maaginhoud vloeit terug in de slokdarm waarbij door het maagzuur ontstekingen ontstaan aan het slijmvlies. Rumineren: is het gedrag van de persoon die het voedsel bewust omhoog laat komen uit de maag en dit uitspuugt/herkauwt en weer doorslikt. Kan een symptoom van reflux zijn. Kan leiden tot slechte adem, uitdroging en verslikken.

3.4.2.3. Pica: De neiging om niet eetbare zaken op te eten.