1. Perspectief
1.1. Het verhaal wordt verteld vanuit het ik-perspectief. De verteller, een jongen in zijn puberjaren, wordt niet bij naam genoemd.
2. Tijd
2.1. De tijd dat het verhaal zich afspeelt is niet duidelijk door de schrijver vermeld, maar de verteller is 16 jaar oud. Uitgaande van het feit dat hij 16 is, zullen de verhalen over zijn jonge jeugd ongeveer 10 jaar eerder plaatsvond. ( Vertelde tijd)
3. Chronologie
3.1. Het verhaal wordt in niet-chronologische volgorde verteld. In hoofdstuk 1 krijgt de lezer een vooruitblik, deze vooruitblik zorgt voor nieuwsgierigheid en spanning bij de lezer. Vervolgens wordt er door flashbacks verteld wat er precies is gebeurd.
4. Motieven
4.1. Het gaat vooral om Abstracte motieven zoals : vader-zoonrelatie, de dood en maatschappijkritiek
5. Open plekken
5.1. Ik ben geen bijzonderheden tegenkomen in het boek die vragen opriepen.
6. Plot
6.1. De hoofdpersoon (onbekend) vertelt het verhaal van 'de zwakbegaafde jongen' Jan Wildschut
6.2. Hij wordt op het Maria Montanelli Lyceum geplaatst, en 'hoe de zwakbegaafde jongen op onze school de dood heeft gevonden'
7. Personages
7.1. De verteller
7.1.1. Jongen, 16 jaar, van nature verlegen, humoristisch, geen moeder/vaderfiguur meer, hij voelt zich door niemand begrepen en is negatief over iedereen, met uitzondering van zijn moeder, de psycholoog en Maria Montanelli.
7.2. Jan Wildschut
7.2.1. Zwakbegaafde jongen, zijn motoriek is niet in orde, waardoor hij zich wat houterig beweegt, slimmer dan hij zich voordoet, maakt misbruik van zijn beperking ( krijgt nooit ergens de schuld van), Tijdens werkweek klimt hij op reling van een metalen brug, nadat ook de verteller en zijn vrienden dit hebben gedaan, stapt naar achter en verdrinkt.
7.3. Erik en Gerard
7.3.1. Erik is de dappere van zijn vrienden, beste vriend van de verteller.
7.3.2. Gerard is wat banger aangelegd, doet altijd alles wat de verteller en Erik willen, durft niet op de metalen brug te klimmen.
7.4. De leraren
7.4.1. Alle leraren zijn slap, niemand komt in actie als Jan Wildschut valt, dragen niet de juiste kleding en geven niet op de juiste manier les. (mening van de verteller)
7.5. (De verteller) zijn ouders.
7.5.1. Zijn vader heeft een buitenechtelijke relatie met een weduwe, nadat zijn vrouw (moeder van de verteller) overlijdt trekt hij bij de weduwe in en kijkt nauwelijks naar zijn zoon meer
7.5.2. Zijn moeder is overleden, hij is niet negatief over zijn moeder.