1. meer specifieke kenmerken:
1.1. blozen
1.2. stotteren of moeilijk uit je woorden geraken
1.3. laag zelfbeeld
1.4. negatief- of doemdenken
1.5. jezelf vaak bekritiseren
1.6. extra hard of lang werken
1.7. perfectionisme
1.8. uitstelgedrag
1.9. lang werken aan dezelfde taak
1.10. moeilijk keuzes kunnen maken
1.11. slechte nachtrust
1.12. black-outs
2. kenmerken
2.1. verhoogde hartslag
2.2. zweten
2.3. moeilijke ademhaling
2.4. zenuwachtig gevoel in buik, benen of armen
2.5. spanning in spieren, nek of schouders
2.6. alertheid verhoogt
2.7. duizeligheid
2.8. hartkloppingen
2.9. veel moeten plassen
2.10. ongestructureerd studeren: gericht op details en lijken snel afgeleid
3. wat kan je eraan doen
3.1. perfectionistische faalangst
3.1.1. ontspan voldoende
3.1.2. lichaamsbeweging
3.1.3. geschikte, efficiënte studeer- of werkmethode
3.1.4. plan je dag
3.1.5. gezond dag- en nachtritme
3.1.6. ontspanningsoefeningen
3.1.7. accepteren dat je niet alles in de hand hebt
3.2. uitstelgedrag
3.2.1. deadlines
3.2.2. afleiding tot een minimum reduceren
3.2.3. als je toch uitstelt: doe iets nuttigs!
3.2.4. beloon jezelf
4. Wat is het?
4.1. bang
4.2. mislukken
4.3. niet voldoen aan verwachtingen
4.4. vicieuze cirkel
4.5. irreële angst & onconstructieve gedachten
5. waarom vraagt dit om onderzoek?
5.1. faalangst top 5 op school:
5.1.1. 1. mondelinge beurt of voor het bord moeten komen
5.1.2. 2. slecht cijfer terugkrijgen
5.1.3. 3. de tijd vlak voor een repetitie
5.1.4. 4. spreekbeurt houden
5.1.5. 5. blijven zitten
6. soorten faalangst
6.1. cognitieve faalangst
6.1.1. actieve faalangst
6.1.2. passieve faalangst
6.2. sociale faalangst
6.3. motorische faalangst
7. oorzaken
7.1. reactie op prestatiedruk
7.2. perfectionisme: zelf lat te hoog leggen
7.3. angst voor algemene afkeuring
7.4. laag zelfbeeld
7.5. geschonden zelfvertrouwen in kinderjaren of bij negatieve ervaring
7.5.1. gevolg van een ervaring
7.5.2. als kind regelmatig gevoel te falen = invloed op zelfbeeld en identiteit
7.6. gevoeligheid voor afkeuring kan per kind verschillen
7.6.1. kan versterkt worden door aanpak
7.6.2. te beschermend = kind leer niet te falen
7.6.3. kind wordt niet ondersteund wanneer het faalt
7.6.4. prestatiedruk omgeving is te hoog
7.6.5. ongeduld vergroot kans op gevoel van falen