Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Onderhoud Door Mind Map: Onderhoud

1. Preventief onderhoud

1.1. Preventief onderhoud/gepland onderhoud

1.1.1. Verminderen aantal onverwachte storingen

1.1.2. Verlengt de levensduur

1.1.3. Verhoogt de beschikbaarheid van de installatie

1.1.4. 3de plaats in het TPM-gebouw

1.1.5. PO: Periodiek onderhoud

1.1.5.1. Schematisch

1.1.5.2. Van controlerende aard

1.1.6. GAO: Gebruiksafhankelijk onderhoud

1.1.6.1. Op basis van gebruiksuren

1.1.6.2. Controlerend en herstellend

1.1.7. TAO: Toestandsafhankelijk onderhoud

1.1.7.1. Onderhoud naar aanleiding van inspectie/metingen

1.1.7.2. Controlerend en herstellend.

1.1.7.3. Komt voor veelal voor bij tankstations

2. Correctief en Toestandsafhankelijk onderhoud

2.1. SAO: Storingsafhankelijk onderhoud

2.1.1. Onderhoud wordt uitgevoerd als er storing is opgetreden.

2.1.2. Herstellende aard

2.1.3. Onderdelen moeten vervangen of gerepareerd worden.

2.1.4. Parameters moeten gecontroleerd worden.

2.1.5. Voorbeeld: Vloeistofmeter is stuk, onderdeel wordt vervangen en de dispenser wordt opnieuw geijkt.

2.2. CBM

2.2.1. Toestandsafhankelijk onderhoud

2.2.2. Inspecties en instrumenten

2.2.3. Vorm van preventief onderhoud

2.2.4. Conditiebewaking door CBM

2.3. RCM

2.3.1. 7 basisvragen om een productiesysteem en bijhorende onderhoud te analyseren.

2.3.1.1. Welke functies heeft de productie installatie en wat van het systeem verwacht.

2.3.1.2. Welke manier van falen kun je bij functioneren onderscheiden

2.3.1.3. Wat is de oorzaak tijdens storingen

2.3.1.4. Wat zijn de gevolgen en de effecten van een storing

2.3.1.5. In welk opzicht is een storing van belang

2.3.1.6. Wat kan worden gedaan om een storing te voorkomen of voorspellen

2.3.1.7. Wat moet worden gedaan wanneer geen pro-actieve oplossing wordt gevonden.

2.3.2. Machine en installaties worden veiliger

2.3.3. Prestaties van de productiemachines en installaties worden beter

2.3.4. RCM is een onderhoudsmodel voor het bedrijf om de meest effectieve vormen van onderhoud te kiezen

2.3.5. Effectiviteit van onderhoud wordt groter, dus brengt kosten verlaging met zich mee

2.4. RBI

2.4.1. Risk Based Inspection (RBI) staat voor het systematisch categoriseren van risico's, gebaseerd op de kans en de impact van het falen van specifieke componenten. Risk Based Inspection is een breed geaccepteerde methode.

3. TPM (Total Productive Maintenance) (

3.1. TPM

3.1.1. Doel TPM

3.1.1.1. Totale productie personeel moet erbij betrokken zijn en voelen.

3.1.1.2. Productiviteit van de machines moeten in stand worden gehouden.

3.1.1.3. Maintenance - het in goede toestand houden van machines

3.1.1.4. afgeleid van het Japans autobedrijf Toyota

3.1.2. 8 Pilaren

3.1.2.1. Gericht verbeteren

3.1.2.1.1. Maximale efficiëntie verwijderen overbodige handelingen.

3.1.2.2. Autonoom onderhoud

3.1.2.2.1. Zelf onderhoudswerkzaamheden uitvoeren, vergroot betrokkenheid en constateer je sneller afwijkingen.

3.1.2.3. Gepland onderhoud

3.1.2.3.1. Vaste onderhoudsprogramma's op vastgestelde tijdstippen. documenteren wat je hebt gedaan.

3.1.2.4. Opleiding en trainingen

3.1.2.4.1. Vaardigheden en kennis worden aangeleerd.

3.1.2.5. Early management

3.1.2.5.1. In vroeg stadium na denken en besluiten nemen over diverse onderhoudsaspecten. Tijdens het bouwen van een machine.

3.1.2.6. Kwaliteitsmanagement

3.1.2.6.1. Voorspelbaar kwaliteitsniveau ( stabiel proces)

3.1.2.7. Veiligheid, gezondheid, welzijn, milieu

3.1.2.7.1. gestreefd naar 0 ongelukken en prettig werkende omgeving.

3.1.2.8. Administratieve processen

3.1.2.8.1. Duidelijke administratieve processen, duidelijk inrichting.

3.1.3. Prestatie indicatoren

3.1.3.1. Resultaat van onderhoudsactiviteiten

3.1.3.1.1. Grafiek van kengetallen of prestatie indicatoren

3.1.3.2. MTBF (Mean Time Between Failure)

3.1.3.3. MTTR ( Mean Time To Repair)

3.1.3.4. Totale storingstijd

3.1.3.5. OEE-index

3.1.3.5.1. Combinatie van beschikbaarheid, prestatie van de machine en de kwaliteit van het product

3.1.3.5.2. B - Beschikbaarheid

3.1.3.5.3. P - Prestatie van de machine

3.1.3.5.4. K - Kwaliteit

3.2. 5S

3.2.1. Scheiden

3.2.1.1. Hoe vaak heb je iets nodig

3.2.2. Schikken/sorteren

3.2.2.1. Vaste plekken aanwijzen van onderdelen die hebt gescheiden in de vorige stap.

3.2.3. Schoonmaken

3.2.3.1. Schoonmaakschema's eenpuntslessen (korte bondige werkinstructies)

3.2.4. Standaardiseren

3.2.4.1. Van de vorige stappen een continu proces maken.

3.2.5. Standhouden

3.2.5.1. Regelmatig toetsen of iedereen zich aan de afspraken houdt. Vieren van het succes

4. Onderhoud in de Organisatie

4.1. Verschil storing en verstoring

4.1.1. Storingen zijn onaangekondigd en zorgen voor omzet verlies.

4.1.1.1. Een kapotte V snaar

4.1.2. Verstoringen zijn veranderingen in het proces, die bewust of onbewust worden aangebracht.

4.1.2.1. Een nieuw toevoegmiddel in de benzine

4.2. Waarom onderhoud

4.2.1. Creeren van een optimale beschikbaarheid van de installaties.

4.2.1.1. Tijdig vervangen van een V snaar, machine blijft langer draaien

4.2.2. Produceren van gewenste hoeveelheden

4.2.2.1. Tijdig schoonmaken van de filters, voorkomt verstopping waardoor zuil zijn flow behoudt.

4.2.3. Produceren conform kwaliteitseisen

4.2.3.1. Tijdig schoonmaken van de filters, kwaliteit van het product blijft conform eisen.

4.2.4. Veilige werkomgeving

4.2.4.1. Vervangen pistolen van dispensers, zorgt er voor dat minder kans is op lekkages.

4.3. Kritische delen

4.3.1. Onderdelen die snel kapot gaan of op een kritieke plek zitten.

4.3.1.1. Pistool van een dispenser

4.3.2. Essentieel onderdelen voor het laten draaien van een installatie

4.3.2.1. V snaar van een pomp.

4.4. Draaiuren en Shutdown

4.4.1. Vervangen van motoren op basis van draaiuren.

4.4.1.1. Gebeurt niet bij tankstations aangezien het per dispenser en per product kan verschillen.

4.4.2. Shutdown: doelbewust stilleggen van een installatie om de onderdelen te vervangen die bijna aan het aantal draaiuren zitten.

4.4.2.1. Basf Heerenveen plant altijd in hun shutdown dat wij onze jaarlijkse controles kunnen uitvoeren. Eventueel worden daarbij onderdelen vervangen. Als voordeel dat de installatie niet buitenwerking hoeft gezet te worden en er geen product aanwezig is.

4.5. Organisatieschema

4.5.1. Overzicht van afdelingen die binnen een bepaalde periode onderhoud uitvoeren.

4.5.1.1. Jaarlijkse controles

4.5.1.2. Schoonmaken

4.5.1.3. Grasmaaien

4.6. Onderhoud in een functionele organisatie (echelons)

4.6.1. Het 1e echelon

4.6.1.1. Dame of heer achter de kassa

4.6.2. Het 2de echelon

4.6.2.1. Servicemonteur, bekijkt of de storing simpel te verhelpen is en binnen zijn vakgebied.

4.6.3. Het 3de echelon

4.6.3.1. Tankinstallatiemonteur, bij storing aan de tanks of leidingen wordt er gevraagd om de specialiteit van een tankinstallatiemonteur.

4.6.4. Het 4e echelon

4.6.4.1. Lasser die bijvoorbeeld een gat in een tank dicht last of een leiding last.

4.7. Storingsdienst/ Consignatiedienst

4.7.1. Storingsdienst

4.7.1.1. Grote bedrijven

4.7.1.2. 24/7 beschikbaar

4.7.1.3. Dienst samengesteld uit diverse vakdisciplines

4.7.2. Consignatiedienst

4.7.2.1. Kleinere bedrijven

4.7.2.2. Overdag iedereen in een dagdienst

4.7.2.3. 's avonds en weekends 1 of meerdere medewerkers oproepbaar

5. Autonoom onderhoud

5.1. Doelen

5.1.1. Storingen voorkomen

5.1.2. Betrokkenheid van operators met hun machine word verhoogd

5.1.3. minder afstemming noodzakelijk tussen de onderhoudsdienst en productie. (TD krijgt meer tijd voor andere zaken)

5.2. 2de pilaar is het TPM model

5.3. 7 Stappen van autonoom onderhoud

5.3.1. Eerste schoonmaak

5.3.2. Voorkomen van vervuiling

5.3.3. Opstellenstandaarden

5.3.4. Machine inspecties

5.3.5. Autonoom onderhoudsstandaarden

5.3.6. Kwaliteitsbewaking

5.3.7. Autonome supervisie

5.4. Schoonmaken en inspecteren

5.5. Reinigen smeren vervangen filters

5.6. Lezen van een onderhoud bon

5.7. Kleine reparaties

5.8. Troubleshooting

5.9. Raporteren van bevindingen

5.10. Assisteren naar tweedelijns onderhoud

6. Onderhoudsplan

6.1. Onderhoudsstrategie

6.1.1. SAO Storingsafhankelijk onderhoud

6.1.2. GAO Gebruiksafhankelijk onderhoud

6.1.3. TAO Toestandsafhankelijk onderhoud

6.2. 3 onderhoudsfases

6.2.1. Aanloopfase

6.2.1.1. Fase met kinderziektes

6.2.2. Normale gebruiksfase

6.2.2.1. Fase waarin de machine in normaal gebruik is

6.2.3. Verouderingsfase

6.2.3.1. Fase waarin de machine steeds meer nukken gaat vertonen als gevolg van slijtage.

6.3. Onderhoudsplanning

6.3.1. Werkvoorbereider als verantwoordelijke

6.3.2. Werkvergunningen

6.3.3. Werkopdracht

6.3.4. Werkinstructie

6.3.5. Onderhoudsschema

6.3.5.1. Tijdstip

6.3.5.2. Prioriteit

6.3.5.3. Beschikbaarheid personeel

6.3.5.4. Beschikbaarheid reservedelen

6.3.5.5. Beschikbaarheid hulpmiddelen

6.3.5.6. inhuren van personeel / toeleverancier

6.3.6. Software voor uitvoering en planning van preventief onderhoud

6.3.6.1. SAP

6.3.6.2. Ultimo

6.3.6.3. Maintenance Control

7. Magazijn

7.1. Onderhoudslogistiek

7.1.1. Afdeling inkoop

7.1.2. Magazijn

7.1.3. Leveranciers

7.1.4. Onderhoudsdienst

7.1.5. Productieafdeling

7.2. Verbruiksdelen

7.2.1. onderdeel dat niet meer te repareren is.

7.3. Gebruiksdelen

7.3.1. onderdeel valt wel te repareren maar word tocht uitgewisseld. van daar ook wel de naam Wisseldelen.

7.4. Artikelen in de grijpvoorraad

7.4.1. Bouten, moeren en poetslappen.

7.5. Risicodelen

7.5.1. Appendages

7.5.2. Pistolen

7.5.3. V Snaren