1. Cognitief
1.1. Taalontwikkeling
1.2. Magisch Denken
1.2.1. Onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie
1.2.2. Hoe meer het kind komt te weten hoe minder hij/zij gaat fantaseren
1.3. Realistisch denken.
1.3.1. Als een kind ongeveer 7 jaar is beginnen ze met realistisch nadenken
1.3.2. Een kind ziet hoe alles is in het werkelijkheid inplaats van fantasie
1.4. Abstract denken
1.4.1. Kinderen kunnen denken over dingen die ze niet zien of waarnemen
2. Seksueel
2.1. Start verliefdheden
2.2. Rolgedrag
2.3. Emoties worden intenser
2.4. Seksuele grappen
2.5. Voor kinderen van ongeveer 6 t/m 9 jaar maakt het niet uit of ze met een jongen of meisje spelen
2.5.1. Vanaf ongeveer 10 jaar willen de kinderen altijd spelen met kinderen van hetzelfde geslacht
3. Taalontwikkeling
3.1. Kunnen al lange zinnen maken
3.2. Beheersing van volwassentaal
3.3. Struikelblok
3.3.1. Aparte uitdrukkingen
4. Persoonlijkheidsontwikkeling
4.1. Vriendjes worden gekozen
4.1.1. De kinderen gaan zich vergelijken met andere kinderen
4.2. Kind staat er voor open om meer kennis op te doen
4.3. Ontwikkeling van zelfverzekerdheid
4.4. Een eigen ik ontwikkelingen
5. Lichamelijke ontwikkeling
5.1. Gezicht veranderd
5.2. Tandenwissel
5.3. Ongeveer 22 kilo met 6 jaar
6. Motoriek
6.1. Grove motoriek
6.1.1. Kan op 1 been staan
6.1.2. Fietsen zonder zijwieltjes
6.1.3. Kan omhoog en omlaag klimmen op een klimrek
6.1.4. Kan een grote bal vangen
6.2. Fijn motoriek
6.2.1. Kan nu complexe vormen tekenen
6.2.2. Kan eigen voornaam en achternaam schrijven
6.2.3. Schrijft korte zinnen
6.3. Sterker
6.4. Leniger
7. Sociaal emotionele ontwikkeling
7.1. Pesten
7.1.1. Pestkop wilt aandacht
7.1.2. Agresssief gedrag
7.1.3. Soms onzekerheid als het kind zelf wordt gepest
7.1.4. Verschillende partijen
7.2. Vriendengroep
7.2.1. Het kind wilt er altijd bij horen
7.2.2. ALs je geen vrienden hebt hoor je er niet bij dan ben je niet normaal
7.2.3. Opkijken naar vrienden soms kan dit goed zijn soms weer niet als ze een slecht voorbeeld zijn
7.3. Omgang met leeftijdsgenoten
7.3.1. De voorkeur van kinderen is bij de kinderen van zijn eigen leeftijd inplaats van de ouders
7.3.1.1. Het kind past zich aan om erbij te kunnen horen
8. De omgang van kinderen met leeftijdsgenoten
8.1. Het kind past zich aan om bij een groep te kunnen horen.
8.1.1. Een kind kan een ander pesten om erbij te horen
8.1.1.1. Met opzet iemand lichamelijk en geestelijk kwetsen.