Armoede en schuldhulpverlening

Mindmap armoede en schuldhulpverlening.

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Armoede en schuldhulpverlening Door Mind Map: Armoede en schuldhulpverlening

1. Kwetsbare doelgroepen

1.1. Immigranten

1.1.1. Dit door het niet goed beheersen van de Nederlandse taal, het lange asielproces, uitkeringsafhankelijkheid, het vaak lage opleidingsniveau en geïnstitutionaliseerd racisme.

1.1.1.1. Westerse migranten hebben vaak een hoger opleidingsniveau en een betere baan waardoor zij minder kwetsbaar voor armoede zijn.

1.1.1.1.1. Oost-Europese migranten doen vaker laaggeschoold praktisch werk, waardoor zij minder verdienen.

1.1.1.1.2. West-Europese migranten doen vaker hooggeschoold theoretisch werk, waardoor zij meer verdienen.

1.1.1.2. Niet-Westerse migranten hebben vaak een minder hoog opleidingsniveau en een minder goed betaalde baan waardoor zij dus kwetsbaarder zijn voor armoede.

1.1.1.2.1. Niet-Westerse migranten die al generaties lang migreren naar Nederland (zoals Surinamers) hebben vaak een beter betaalde baan en minder kans op armoede.

1.1.1.2.2. Niet-Westerse migranten die migreren naar Nederland door bijvoorbeeld oorlog vanuit Syrië hebben daarentegen meer kans op armoede.

1.2. Eenoudergezinnen

1.2.1. Eenoudergezinnen hebben een grotere kans op armoede omdat zij moeten rondkomen van 1 inkomen.

1.2.1.1. Eenoudergezinnen met vrouwen aan het hoofd hebben veel meer kans op armoede dan eenoudergezinnen met mannen aan het hoofd. Dit komt omdat vrouwen vaker uitkeringsafhankelijk zijn.

1.2.1.2. Eenoudergezinnen met minderjarige kinderen zijn kwetsbaarder voor armoede dan eenoudergezinnen met meerderjarige kinderen.

1.3. Werklozen

1.3.1. Mensen die geen baan hebben, ontvangen geen inkomen. Hierdoor zijn zij afhankelijk van een uitkering. Naast dat een uitkering een relatief laag bedrag is, brengt het ook veel onzekerheid met zich mee.

1.4. Mensen met psychische problematiek

1.4.1. Mensen met psychische problematiek kunnen vaak niet werken. Hierdoor zijn zij uitkeringsafhankelijk en kwetsbaarder voor armoede.

1.4.1.1. Er is uitgewezen dat dit ook een negatieve spiraal veroorzaakt.

1.4.1.1.1. Armoede zorgt voor stress.

1.4.1.1.2. Hierdoor verergert de psychische problematiek waardoor functies zoals logisch nadenken, motivatie en concentratie afneemt.

1.4.1.1.3. Hierdoor verergert de armoede, wat weer stress verhoogt.

1.4.1.1.4. Door het verhoogde stress, verergert de psychische problematiek enzovoort.

1.5. Mensen met lichamelijke problematiek

1.5.1. Mensen met lichamelijke problematiek kunnen vaak niet werken. Hierdoor zijn zij uitkeringsafhankelijk en kwetsbaarder voor armoede.

1.6. ZZP'ers

1.6.1. ZZP'ers hebben vaak (aan het begin) hoge schulden en een geringe winst. Verder lopen ZZP'ers meer risico op armoede doordat zij niet aangesloten zitten aan een contract of bedrijf.

1.7. Alleenstaanden tot 65 jaar

1.7.1. Alleenstaanden tussen de 55 en 65 jaar hebben een grotere kans op armoede. Dit doordat ze weinig pensioen hebben opgebouwd en doordat ze (als ze ontslagen worden) geen goede arbeidspositie hebben in de markt.

2. Schuldhulpverlening

2.1. Budgetcoaching

2.1.1. Budgetcoaching is het ondersteunen en stimuleren van personen, met het doel het vergroten van de financiële zelfredzaamheid van die personen.

2.1.1.1. Denk dan in de praktijk aan: individuele begeleidingssessies, adviesgesprekken en het opstellen van een plan van aanpak.

2.1.1.2. Het doel van budgetcoaching is in de meeste gevallen: de huidige schuldensituatie stabiliseren, oplossen en recidive voorkomen. Financiële zelfredzaamheid is daarbij van groot belang. Oftewel zal de budgetcoach proberen de cliënt de benodigde competenties aan te leren en obstakels weg te nemen, zodat ze, zodra ze geen begeleiding meer nodig hebben, niet opnieuw in de problemen terecht komen.

2.1.1.2.1. Er zijn 3 minimale vereisten (prestatie-indicatoren) om schuldenvrij te leven. De budgetcoach bekijkt of deze vereisten na de coaching aanwezig zijn.

2.1.1.2.2. De prestatie-indicatoren bestaan uit drie verschillende stappen. De eerste stap bevat de basiselementen die minimaal nodig zijn om geen nieuwe schulden op de korte termijn te maken. De tweede stap bevat de elementen die erop gericht zijn om overzicht te krijgen en inzicht op de korte termijn en de derde stap is erop gericht om inzicht te krijgen en te kunnen anticiperen.

2.1.1.2.3. Een budgetcoach moet aan verschillende indicatoren voldoen om goede kwaliteit hulp te kunnen bieden.

2.1.1.3. Budgetcoaching is bedoelt voor mensen die tijdelijk het overzicht kwijt zijn en financiële coaching nodig hebben.

2.2. Budgetbeheer

2.2.1. Budgetbeheer is het beheer van uw budget door een instantie. Uw bankrekening wordt beheerd door een instantie die vervolgens uw rekeningen en vaste lasten betaalt. Het overgebleven geld wordt aan u uitgekeerd voor bijvoorbeeld boodschappen, vervoerskosten en andere levenskosten. Dit noemen we het leefgeld. Afhankelijk van de mogelijkheden en afspraken wordt ook een deel van uw geld gespaard.

2.2.1.1. Het doel van budgetbeheer is het helpen van cliënten om financieel gezond te worden en te blijven. Soms wordt er ook gewerkt aan financiële onafhankelijkheid.

2.2.1.2. Denk dan in de praktijk aan: het maken van een persoonlijk budgetplan en het voeren van gesprekken hierover.

2.2.1.2.1. Het in overleg met de cliënt dan wel een hulpverlener opgestelde plan waarin op basis van het beschikbare inkomen de betaling van de vaste lasten en variabele lasten plaatsvindt en waarbij eventueel reserveringen voor periodieke financiële verplichtingen worden gedaan.

2.2.1.3. Budgetbeheer is bedoelt voor mensen die hulp willen bij zijn of haar financiën. Soms wordt budgetbeheer opgelegd door de gemeente bij schulden of wordt het gecombineerd met bewindvoering. Voor cliënten met schulden is budgetbeheer vaak tijdelijk.

2.3. Bewindvoering

2.3.1. Bewindvoering is een beschermingsmaatregel die door de kantonrechter wordt uitgesproken. De bewindvoerder heeft tot taak het onder bewind gestelde vermogen te beheren. Bewindvoering wordt ook wel beschermingsbewind of onderbewindstelling genoemd, omdat de mensen worden beschermd tegen het niet kunnen beheren van hun administratie/financiën

2.3.1.1. Het doel van bewindvoering is om het vermogen van de cliënt te beschermen, financiële problemen op te lossen en verdere financiële problemen te voorkomen.

2.3.1.2. Denk dan in de praktijk aan: het meegaan naar een zitting, het opstellen van een maandoverzicht, contact onderhouden met schuldeisers, gesprekken voeren met de cliënt en het beheren van de cliënt zijn/ haar rekeningen.

2.3.1.3. Bewindvoering is bedoeld voor mensen die niet zelfstandig zorg kunnen dragen voor haar/zijn financiën. Dit kan zijn door een geestelijke of verstandelijke handicap, verslaving, ouderdom of andere bijzondere omstandigheden. Dan kan de Rechter op uw verzoek een professionele bewindvoerder benoemen om de financiën te beheren.

2.3.1.3.1. Beschermingsbewind kan worden aangevraagd door uzelf (de rechthebbende), partner of familie (tot de vierde graad), een mentor of een curator. Mocht u weer uit Bewindvoering willen dient u een verzoek in te dienen bij de kantonrechter om het weer ongedaan te maken, maar de kantonrechter kan dit weigeren als deze vindt dat de gronden (de redenen) voor het instellen van het bewind nog steeds bestaan.

3. Armoede op macroniveau

3.1. Beeldvorming

3.1.1. De Wmo bracht de nodige veranderingen mee in de maatschappij. Het veranderde de manier van denken over armoede, oftewel de beeldvorming. Eerst werd armoede gezien als een maatschappelijk, sociaal en structureel probleem. Oftewel een probleem wat bij de armoede ligt, niet bij de armen. Op dit moment kijkt de samenleving naar armoede als een cultureel probleem, waarbij armoede wordt gekoppeld aan het individu, het individu moet het gedrag aanpassen en voor verandering zorgen. Deze shift is te verklaren door de individualisering en decentralisatie die de participatiemaatschappij met zich mee brengt. Het huidige armoedebeleid wordt geleid door wantrouwen, sancties en het tevergeefs verhogen van de arbeidsparticipatie. Waardoor hulp voor de armen rust op liefdadigheid (Delsen, 2014).

3.2. Cijfers

3.2.1. Om duidelijk in beeld te krijgen over hoeveel mensen schulden hebben in Nederland wordt er al jaren onderzoek gedaan. Zo ook het eindonderzoek van Panteia ‘Huishoudens in de rode cijfers’. In het tabel staat duidelijk weergegeven hoeveel huishoudens risico hebben op problematische schulden (3,5%). Hoeveel huishoudens een problematische schuld hebben maar niet geregistreerd staan (7,5%). En hoeveel huishoudens met problematische schulden wel geregistreerd staan (2,3%).

3.3. Belangrijkste maatregelen van de overheid om armoede te voorkomen

3.3.1. - Meer mensen die bijstand ontvangen aan een vaste baan helpen. - Lage inkomens aanvullen met toeslagen. Zoals een tegemoetkoming in de kosten voor zorg, een huurwoning, kinderen en kinderopvang. - Streven naar een betere balans in inkomensverdeling. - Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen de kans geven om mee te doen in de maatschappij. Zoals op schoolreis gaan en zwemles volgen.

3.3.1.1. Deze uitvoering ligt bij de gemeente deze treffen verschillende maatregelen zoals: - Algemene bijstand en bijzondere bijstand - Kwijtschelden van gemeentelijke belastingen - Individuele studietoeslag - Individuele inkomenstoeslag - Hulp bij voorkomen van schulden en schuldhulpverlening - Een collectieve ziektekostenverzekering voor mensen met een laag inkomen - Regeling voor kinderen, zoals het kindpakket en voorzieningen voor sport of cultuur - Kortingen voor mensen met een minimaal inkomen, zoals stadspassen die korting geven op sport en cultuur.

4. Wat is armoede

4.1. Sociale armoede

4.1.1. Sociale armoede betekent dat mensen niet mee kunnen doen aan het normale maatschappelijk leven omdat er geen geld is voor een sportclub of vereniging, voor schoolactiviteiten of een uitstapje van de bejaardenvereniging of bijvoorbeeld voor toegang tot internet.

4.2. Absolute armoede

4.2.1. We spreken in Nederland over absolute armoede als mensen leven onder de lage-inkomensgrens en bv. niet beschikken over (gezond) voedsel, huisvesting, toegang tot gezondheidszorg (bv. een zorgverzekering) of geen mogelijkheden hebben om verder te leren na de verplichte schoolperiode.

4.2.1.1. De lage inkomensgrens weerspiegelt het bedrag wat je nodig hebt om in Nederland een leven te leiden waarin je de vaste lasten (zoals huur en gas) en variabele lasten (zoals kleding) kan betalen.

4.2.1.1.1. In 2019 lag de grens voor een alleenstaande op netto 1090 euro per maand. Voor een paar zonder kinderen 1530 euro. Met twee minderjarige kinderen 2080 euro en voor een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen 1660 euro. Ongeveer 8 procent (1 miljoen, 360 duizend) van de Nederlandse huishoudens zat onder deze lage inkomens grens.

4.2.1.1.2. Het SCP baseert zijn armoedegrens op een lijst met minimaal noodzakelijke goederen en voorzieningen, met de bijbehorende prijzen. Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) maakte die lijst op basis van wetenschappelijk onderzoek en meningen van deskundigen. Samen vormen de goederen en voorzieningen het minimaal noodzakelijke budget om in het levensonderhoud te voorzien.

4.3. Relatieve armoede:

4.3.1. Relatieve armoede verwijst naar de levensomstandigheden van een individu of groep in verhouding met zijn/haar omgeving.

5. Gevolgen van armoede

5.1. Psychologische gevolgen

5.1.1. Onderzoek Ploegmakers (2011) wijst uit dat armoede o.a. eenzaamheid, depressie, een laag zelfbeeld, eetstoornissen, slaapstoornissen of verergering van psychosomatische klachten zoals schizofrenie kan veroorzaken.

5.2. Fysieke gevolgen

5.2.1. Verder heb je lichamelijke gevolgen, mensen in armoede mijden namelijk medici, zoals een dokter of tandarts uit angst voor de kosten die dit mogelijk met zich meebrengt. Dit brengt de nodige gevolgen met zich mee zoals een slecht gebit of andere gezondheidsklachten die niet worden verholpen. Ook hebben mensen in armoede meer kans op overgewicht, doordat ze vaak geen geld hebben voor gevarieerde en gezonde maaltijden, dit leidt weer tot een grotere kans op hart- en vaatziekten. Uit een onderzoek is verder gebleken dat door de stress mensen in armoede eet- en slaapstoornissen ontwikkelen

5.3. Sociale gevolgen

5.3.1. Mensen in armoede raken in een sociaal isolement, ze hebben geen geld meer voor verjaardagen, sporten of andere uitjes. Dit resulteert in relatieproblemen met bijvoorbeeld familie of vrienden.

5.4. Gevolgen op het gebied van sport, wonen, werken en leren

5.4.1. Doordat er weinig geld is, wordt er vaak bezuinigd op sporten wat fysieke en sociale gevolgen met zich mee brengt. Wonen wat er toe leidt dat mensen in een slechte woning leven. Ook op het gebied van werken en leren wordt vaak bezuinigd wat er voor zorgt dat de toekomst vaak niet perspectief biedt.