Casus

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Casus Door Mind Map: Casus

1. Casus 2 ; cognitieve ontwikkeling

1.1. Wat is cognitieve ontwikkeling?

1.1.1. Het ontwikkelen van het verstand: opnemen en verwerken van kennis, waarnemen, denken, taal, bewust, geheugen, aandacht en concentratie

1.1.2. Verstandelijke ontwikkeling De cognitieve ontwikkeling is het proces van het leren, het mentale proces van het opslaan, verwerken, terughalen en toepassen van kennis en informatie.

1.1.3. Wat houdt 'cognitie' in? Cognitie heeft te maken met de wijze waarop leren tot stand komt, op alle werkzame processen tijdens het opdoen van kennis. Cognitie heeft te maken met de opname, verwerking, vastlegging en het gebruik van informatie: verwerving en informatieverwerking.

1.2. Vanaf welke leeftijd tot aan welke leeftijd is er sprake van cognitieve ontwikkeling?

1.2.1. Senso-motorische fase (0-2 jaar)

1.2.2. Pre-operationele fase (2-7 jaar)

1.2.3. Concreet-operationele fase (7-12 jaar)

1.2.4. Formeel operationele stadium (12+ jaar)

1.3. Welke voordelen heeft een kind van een goede cognitieve ontwikkeling?

1.3.1. Een kind met een goede cognitieve ontwikkeling zal minder snel een leerachterstand oplopen. Ook op andere vlakken, als motorische en sociaal-emotionele vaardigheden, zal een kind met een goede cognitieve ontwikkeling zich sneller ontwikkelen.

1.4. Wat zijn belangrijke leeftijd fases binnen de cognitieve ontwikkeling?

1.4.1. Volgens Piaget doorlopen kinderen vier stadia van cognitieve ontwikkeling: Sensomotorische stadium Preoperationele stadium Concreet operationele stadium Formeel operationele stadium

1.4.2. Wat is kenmerkend voor de cognitieve ontwikkeling van een kleuter (kinderen groep 1-2)? Taalverwerving is in volle gang; denken is nog sterk egocentrisch; denken is nog sterk gecentreerd; conservatiebesef nog niet ontwikkeld; denken is irreversibel; denken is statisch gericht

1.5. Wat beïnvloed cognitieve ontwikkeling?

1.5.1. Interne factoren

1.5.1.1. Erfelijk materiaal, talent

1.5.2. Externe factoren

1.5.2.1. Milieu ( kans op opleiding bijv.)

1.5.2.2. Fysische omgeving

1.5.2.2.1. Tjernobyl

1.5.2.3. Interactie met mensen

1.6. In welke situaties gebruiken kinderen hun cognitie?

1.6.1. Altijd

1.7. Hoe kan het dat twee kinderen van dezelfde leeftijd een ander antwoord kunnen geven m.b.t. meer/minder experiment?

1.7.1. Andere samenstelling van de genen

1.7.2. Experiment met touwtjes van Sanne. 6 leerlingen

1.7.2.1. Twee touwtjes naast elkaar. evenlang

1.7.2.1.1. Atnwoord ze zijn evenlang: 5

1.7.2.1.2. Antwoord: rechts is evenlang: 1

1.7.2.2. Een touwtje recht, een in een lus

1.7.2.2.1. Antwoord: recht touwtje is langer: 6

1.7.2.3. Een touwtje dicht opgerold zodat hij de helft lijkt

1.7.2.3.1. Antwoord: recht touwtje is langer: 6

1.7.2.4. Twee touwtje recht maar niet laast elkaar

1.7.2.4.1. Antwoord: hoger is langer: 5

1.7.2.4.2. Antwoord: zijn even lang: 1

1.7.3. Andere invloeden van buitenaf

1.7.4. Kinderen van dezelfde leeftijd kunnen zich in een andere fase van de cognitieve ontwikkeling bevinden. Hierdoor kunnen de kinderen een ander antwoord geven.

1.8. Wat valt er onder cognitieve ontwikkeling?

1.8.1. Inzicht

1.8.2. Houding

1.8.3. Vaardigheden

1.8.4. Inzicht, vaardigheden, houding, denken, waarnemen, kennis, geheugen, aandacht, concentratie

1.8.5. Welke verschillende gebieden hebben met cognitie te maken? Waarnemen, geheugen, taal, denken, intelligentie

1.9. Wat voor rol heeft de leerkracht bij de cognitieve ontwikkeling bij leerlingen?

1.9.1. Begeleiden

1.9.2. Uitdagen

1.9.3. Ondersteunen

1.9.4. Motiveren

1.9.5. Een leerkracht moet ervoor zorgen dat er bij leerlingen veel verbindingen ontstaan tussen linker- en rechterhersenhelft. (K. Verberne, 2013)

1.9.6. Het is de taak van de leerkracht om ervoor te zorgen dat de lln iets leren in de les. De leerkracht breidt de (schoolse) kennis van de lln uit door les te geven in vakken als lezen, taal, rekenen enzovoort.

1.10. Zijn er oorzaken waardoor de cognitieve ontwikkeling minder snel verloopt?

1.10.1. Een achterstand in de taalontwikkeling

1.10.2. slechte leerkracht

1.10.3. Te weinig initiatief van de ouders

1.10.4. Slechte schoolsituatie

1.10.5. Slechte thuissituatie

1.10.6. Het kind toont afweer in contact met anderen

1.10.7. Gedragsstoornissen/ syndromen

1.10.8. Onvoldoende initiatief en betrokkenheid vanuit het kind

2. Casus 3; sociale-emotionele en morele ontwikkeling

2.1. Vanaf welke leeftijd kunnen leerlingen zich in een ander verplaatsen?

2.1.1. Kinderen tot een jaar of zeven hebben moeite met het verschil tussen fantasie en werkelijkheid

2.2. Hebben de leerlingen tot nu toe een “normale” emotionele en morele ontwikkeling door gemaakt?

2.2.1. Gesprek aangaan met leerkracht, ouders, rt´er, intern begeleider en evt. andere betrokkenen

2.2.2. Leerlingvolgsysteem lezen

2.2.3. Onderzoek doen naar wat een `normale- ´ emotionele en morele ontwikkeling is

2.3. Op welke manier uiten leerlingen van vijf jaar zich?

2.3.1. Ze uiten zich verbaal en non-verbaal

2.4. Weten leerlingen van deze leeftijd wat emoties zijn?

2.4.1. Ja, ze kunnen ze ook uitbeelden , zoals boos blij en verdrietig

2.4.2. Moeilijkere emoties begrijpen ze na een korte uitleg, (afschuw, verliefd, )

3. Casus 4; Psychomotorische ontwikkeling (0-12 jaar)

3.1. Het probleem: - Joep loopt achter met zijn motorische ontwikkeling en daarom kan hij bepaalde dingen niet die zijn leeftijdsgenoten wel kunnen o.a. schrijven, voetballen. - Motorische ontwikkeling van Joep loopt anders dan zijn leeftijdsgenoten.

3.2. Vragen:

3.2.1. Wat is psychomotorische ontwikkeling?

3.2.2. Waarom hangt de psychologische ontwikkeling samen met de motorische ontwikkeling?

3.2.2.1. Deze vraag is lastig om te beantwoorden. Wat wel duidelijk is, is dat de hersenen (psychologische ontwikkeling ) zich zo moeten ontwikkelen dat deze de lichaamsdelen ( motorische ontwikkeling ) kunnen aansturen.

3.2.2.2. Toen ik veel ging zoeken naar psychologische en motorische ontwikkeling kwam ik Jean Piaget tegen

3.2.3. Wat is een normale motorische ontwikkeling?

3.2.3.1. wat elk kind moet kunnen op bepaalde leeftijd

3.2.4. Hoe verloopt de psychomotorische ontwikkeling bij kinderen vanaf de geboorte wanneer die een andere motorische ontwikkeling laat zien?

3.2.5. Is er bij Joep al iets aan zijn motorische ontwikkeling gedaan? Wat kun je doen aan de motorische ontwikkeling bij jonge kinderen?

3.2.6. Wat voor soorten motorische ontwikkelingen zijn er?

3.2.6.1. Er zijn verschillende theorieën over de motorische ontwikkeling

3.2.6.1.1. Het (neurologisch) ontwikkelingsmodel van Mesker

3.2.6.1.2. De senso-motorische ontwikkeling van Ayres

3.2.6.1.3. De ontwikkelingslijnen van Gesel

3.2.7. Hoe kun je zien in welke stadia het kind zit als het gaat om de psychomotorische ontwikkeling?

3.2.8. Wat kan de rede zijn van de achterstand in de motorische ontwikkeling?

3.2.8.1. De motorische ontwikkeling van een kind kan verstoord woorden door veel verschillende factoren zoals: Schokkende ervaring, Lichamelijke problemen, omgeving, psychisch.

4. Gebruikte bronnen

4.1. http://www.emotioneleontwikkeling.nl/

4.2. http://mens-en-samenleving.infonu.nl/pedagogiek/16368-cognitieve-ontwikkeling-van-kinderen.html

4.3. http://educatie-en-school.infonu.nl/diversen/61321-cognitieve-sociaal-emotionele-en-motorische-ontwikkeling.html

4.4. http://www.socialeontwikkeling.nl/

4.5. Artikel: hoeken in de onderbouw

4.6. Artikel: de bouwhoek leeft!

4.7. Artikel de bouwhoek leeft

4.8. Artikel hoeken in de onderbouw

5. Casus 1 ; nature / nurture

5.1. Wat is ontwikkeling?

5.1.1. hoe het kind zich hogerop werkt in verschillende gebieden

5.2. Welke ontwikkelingsgebieden zijn er?

5.3. Wat is sociale ontwikkeling?

5.4. Wat is het verband tussen deze twee?

5.4.1. ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden

5.5. Wat is emotionele ontwikkeling?

5.5.1. het voelen, herkennen, begrijpen van emoties en gevoelens bij jezelf en bij anderen en de toepassing van deze emoties

5.6. Probleemstelling±Hoe komt het dat een eeneiige meisjes tweeling verschillend gedrag vertoond ten opzichte van elkaar op zowel sociaal emotioneel als op cognitief gebied?

5.6.1. Eigen Antwoord± wij denken dat het meer te maken heeft met de nurture. Leerlingen krijgen thuis en op school andere informatie binnen. `in hun directe omgeving gebeurt niet altijd hetzelfde , zo krijgen ze andere informatie binnen

5.6.2. Eeneiige tweelingen worden vaak als identiek beschouwd, maar dit is eigenlijk een incorrecte benaming. Een tweeling is namelijk nooit geheel identiek. Door invloeden van de omgeving en buitenaf ontwikkelingen de kinderen zich namelijk toch anders. Ook al is het een eeneiige tweeling, het zijn toch twee afzonderlijke individuen die afzonderlijk opgevoed worden en invloeden krijgen. Hierdoor kunnen ze zich sociaal emotioneel en cognitief anders ontwikkelen.

5.6.3. Ondanks dat het een eeneiige tweeling is en dus dezelfde nature heeft, ontwikkelt het kind zich persoonlijk verder. Het ene kind vat iets anders op (emotioneel en sociaal gedrag) dan het andere kind. Vanuit nurture is dit de persoonlijke ontwikkeling van het kind.

5.6.4. Het kan zijn dat één meisje iets (ergs) heeft meegemaakt dat de ontwikkeling heeft beïnvloed. Uit onderzoek is gebleken dat ook een tweeling verschil heeft in de hoeveelheid van sommige genen. Zo kunnen sommige onderdelen van de ontwikkeling bij de een anders ontwikkelen dan bij de ander.

5.6.5. Wij gaan ervan uit dat het te maken heeft met de omgevingsfactoren. Ze zijn als een eeneiige tweeling geboren maar maken allebei een andere ontwikkeling mee, mede door de omgevingsfactoren, waardoor er twee verschillende persoonlijkheden ontstaan.

5.6.6. Ze hebben allebei een andere sociaal-emotionele ontwikkeling doorgemaakt, andere vrienden, andere omgang met ouders. De ene heeft een betere sociaal-emotionele ontwikkeling doorgemaakt, waardoor het op cognitief ook beter gaat.