handel en nijverheid

1. steden in Noord-Italië

1.1. hier vond ook ontginning en inpoldering plaats. daardoor ontstonden er ook steden.

2. jaarmarkten en 'handel van verre'

2.1. het Oostzeegebied werd een belangrijk leverancier van graan en vis.

2.2. in Champagne organiseerden steden een jaarmarkt. hier werden de producten van de Hanze en van Vlaanderen uitgewisseld.

2.3. i.p.v handel in natura werd er geld gebruikt. de toenemende geldeconomie stimuleerde de handel. maar had ook beperkingen.

2.4. - vervoer van geld was gevaarlijk. - geld lenen tegen rente was (in christelijk wereld) verboden.

2.5. via geldwissel werd het renteverbod omzeild. handelaren betaalden vaak later. daarom lieten ze voor het verschuldigde bedrag een wissel opstellen en ondertekenen. met die wissels gingen ze op geven moment handelen.

3. ontginningen

3.1. ontginning betekent: het gereed maken van een gebied voor landgebruik.

3.1.1. dit deden ze bijv. door: - nieuwe landbouwtechnieken. - inpoldering.

4. nijverheid en handel in steden

4.1. mensen maakten van hun ambacht hun beroep.

4.2. Hanze: een aantal steden waarvan de handelaren samenwerkten.

4.3. een Hanze was een volgende stap in de schaalvergroting van handel tussen regio's.

5. Brugge, haven voor Vlaanderen

5.1. koningen en hertoggen stimuleerden de ontwikkeling van steden, d.m.v. bevordering van handel en nijverheid.

5.2. Brugge was een belanrijke handelstad, dit kwam door de goede ligging (bij zee), hierdoor werd dit een havenstad.