1. cognitieve ontwikkeling
1.1. ontwikkelingsprocessen waarvoor de hersenen een bepaalde rijptijd moeten hebben
2. denkontwikkeling
2.1. alle cognitieve processen die leiden tot inzichten
2.1.1. een peuter en een kleuter verwarren soms fantasie nog vaak met realiteit
3. taalontwikkeling
3.1. het begrijpen van wat er gezegt wordt en het vormen van woorden en zinnen, ontwikkeling van taal en communicatie
3.1.1. de taal van een lagere schoolkind lijkt meer en meer op een taal van een volwassene
4. persoonslijkheidsontwikkeling
4.1. ontwikkeling van het karakter, hoe iemand in elkaar zit
4.1.1. de ontwikkeling van het zelfbeeld start in de babyfase met de ontwikkeling van het zelfbesef
5. ontwikkeling van de wil
5.1. vermogen om iets te wensen; bewust iets proberen te doen,...
5.1.1. een peuter zit volop in de peuterpuberteit: "Ik ben 2 en zeg nee."
6. morele ontwikkeling
6.1. ontwikkeling van het onderscheid tussen goed en kwaad
6.1.1. een lagere schoolkind zal niet stelen omdat hij weet dat het 'slecht' is, maar omdat hij weet dat hij straf zal krijgen
7. sociaal-emotionele ontwikkeling
7.1. ontwikkeling in de relatie tot de medemens en de interacties met anderen
8. emotionele ontwikkeling
8.1. ontwikkeling die betrekking heeft op de omgang met eigen gevoelens en de gevoelens van anderen
8.1.1. het is voor een peuter nog niet mogelijk te begrijpen waarom een leeftijdsgenootje verdrietig is
9. fysieke ontwikkeling
9.1. ontwikkelingprocessen die betrekking hebben op het eigen lichaam
10. lichamelijke ontwikkeling
10.1. de zuivere lichamelijke groei waarbinnen de biologische factor duidelijk aanwezig is
10.1.1. een baby weegt bij de geboorte 3000 gram (3 kg)
11. motorische ontwikkeling
11.1. ontwikkeling van alle bewegingen waarvoor de spieren vereist zijn
11.1.1. een kleuter kan al mooie kopvoeters tekenen
12. sensorische ontwikkeling
12.1. ontwikkeling van de zintuigen
12.1.1. een baby ziet in het begin enkel zwart-wit en heeft een voorkeur voor de geur van zij moeder
13. sensomotoriek
13.1. samenwerking tussen zintuigen en spieren/beweging
13.1.1. een baby ligt op een speelmat en ziet boven zijn hoofd een speeltje hangen. Hij ziet het speeltje en probeert ernaar te grijpen
14. seksuele ontwikkeling
14.1. ontwikkeling van de eigen seksualiteit, lichamelijke opwinding,...
14.1.1. tijdens de fase van de jongere verschuift de interesse van het eigen lichaam naar die van een ander
15. psychomotorische ontwikkeling
15.1. samenwerking tussen geest en spieren
15.1.1. een peuter kan vormen en kleuren onderscheiden, opruim spelletjes zijn dan plots heel leuk
16. sociale ontwikkeling
16.1. ontwikkeling die betrekking heeft op de interactie met de medemens
16.1.1. het samen spelen met andere kinderen evolueert van parallelspel naar samenspel