1. De maatschappij
1.1. verwacht flexibiliteit op alle levensdomeinen
1.1.1. "goede" arbeidskracht
1.1.1.1. vroeger starten
1.1.1.2. langer werken
1.1.1.3. weekendwerk
1.1.1.4. veranderen van functie
1.1.2. "goede" ouder
1.1.2.1. kind op tijd halen
1.1.2.2. samen eten
1.1.2.3. helpen met huiswerk
1.1.2.4. aanwezig op oudercontact
1.1.3. "goede" partner
1.1.3.1. vergeet huwelijksverjaardga niet
1.1.3.2. bezoekt schoonouders
1.1.3.3. kookt
1.1.3.4. presteert goed onder lakens
1.1.4. Besluit:
1.1.4.1. Hoe hij dit uitvoert is zijn probleem
1.1.4.2. niet het probleem van maatschappij
1.1.4.3. niet per sé nadelig
1.1.4.3.1. biedt veel voordelen voor diegenen die weten hoe er mee om te gaan
1.1.4.4. groep--> slecht gevoel
1.1.4.4.1. stress bij jongeren en ouderen
2. visie op identiteit & flexibele mens
2.1. Verhaeghe
2.1.1. professor
2.1.2. psycho-analyticus
2.2. analyse
2.2.1. neoliberalisme
2.2.1.1. =Het streven naar een overeenkomende markt, waarbij marktinvloeden gecombineerd worden met overheidsinvloeden.
2.2.1.1.1. --> onheil
2.2.1.2. België
2.2.1.2.1. geen neoliberaal systeem
2.2.1.2.2. wel flexibel wordende maatschappij
3. kopieergedrag
3.1. sneller kopiëren dan creatief zijn
3.1.1. individuen
3.1.2. groepen
3.2. social learning
3.2.1. = kennis/gedragingen leren door kopieergedrag
3.3. I'll have what she's having (IHWSH)
3.3.1. when Harry met Sally
3.3.1.1. gefaked orgasme
3.3.2. kopieergedrag in collectieve situaties
3.4. leren van andere mensen. (Baby moet leren praten)
3.4.1. verspreid snel (in groep)
3.5. strijd tussen
3.5.1. verlangen om uniek te zijn
3.5.2. erbij te horen
4. link met persoonlijke identiteit
4.1. beslissen
4.1.1. eigen keuzes maken
4.1.2. meningen van anderen opvolgen
4.2. vorming voor wie je als persoon zal worden
4.2.1. opvoeding= vriendelijk en welgemanierd
4.2.1.1. --> beleefd persoon
5. link met persoonlijke identiteit
5.1. hangt af van onze maatschappij
5.1.1. --> verwacht flexibiliteit