1. Doel
1.1. Doelen over het algemeen door verpleegkundigen en verzorgenden gesteld.
1.2. Mw. ondervindt zo min mogelijk last aan haar verwarring
1.2.1. Hoe kan je dit controleren?
1.3. Mw. krijgt de juiste benadering passend bij de fase waar mw zich verkeert
1.3.1. Wat is de juiste benadering voor mw?
1.3.2. Dit lijkt meer op een interventie dan op een doel
1.4. Mw. heeft een zinvolle dag onder begeleiding van verzorging en familie
1.4.1. Familie van mw komt maar 1x per week langs
1.5. Mw. kan gedurende de rest van haar verblijf een zinvollere besteding aan haar dag geven door actief deel te nemen aan activiteitenprogramma's.
1.6. Mw. heeft gedurende de rest van haar verblijf een verminderde loopdrang en loopt niet doelloos heen en weer door de gangen
1.7. Mw. kan gedurende de rest van haar verblijf steeds beter aangeven waar en in welke tijd ze zich bevindt
2. Acties/interventies
2.1. Oxazepam toedienen (zo nodig)
2.1.1. Door verpleegkundigen en verzorgenden
2.2. Afleiding bieden bij onrust (samen naar buiten)
2.2.1. Door verpleegkundigen (in opleiding)/verzorgenden, familie
2.3. Reminiscentietherapie
2.3.1. Door psycholoog
2.3.2. In hoeverre gaat het ophalen van oude herinneringen verwardheid tegen?
2.4. Agitatie voorkomen door mw niet aan tafel te plaatsen met bepaalde bewoners
2.4.1. Door familie, verpleegkundigen (in opleiding), verzorgenden, voedingsassistenten
2.5. Steeds controleren of wegloopchip nog om pols van mw zit
2.5.1. Door verpleegkundigen, verzorgenden, familie
2.6. Mw doet mee met de R.O.T (realiteitsoriëntatietraining)
2.6.1. Door activiteitenbegeleiders, verzorgenden en verpleegkundigen, psychologen, ergotherapeuten en familie
2.7. Benoem elke dag meerdere malen de dag en het tijdstip
2.7.1. Door familie, verpleegkundigen, voedingsassistenten, verzorgenden
2.8. Mw krijgt regelmatig creatieve therapie (knutselen, puzzelen, dansen)
2.8.1. Door activiteitenbegeleiders, verzorgenden en verplegenden
2.9. Mw neemt iedere week deel aan het activiteitenprogramma gericht op bewegen
2.9.1. Door activiteitenbegeleiders
2.10. Wanneer mw geagiteerd raakt of emotioneel wordt, wordt de juiste kalmeringstechniek gebruikt
2.10.1. Door verzorgenden en verplegenden
3. Evaluatie
3.1. Rapportages
3.1.1. Wanneer mw. extra verward is wordt dit gerapporteerd en wordt er extra toezicht gehouden
3.1.2. Door alle disciplines
3.2. Zorgleefplan evaluatie
3.2.1. Door verpleegkundigen en verzorgenden
3.3. Is mw steeds meer ontspannen en rustig of juist gespannen en rusteloos?
3.4. Doet mw met plezier mee aan de aangeboden activiteiten en weerhoudt het haar van het doelloos rondlopen?
3.5. Weet mw wanneer dagelijkse activiteiten zoals ontbijt, lunch en avondeten ongeveer plaatsvinden?
4. -Opnamediagnose: Alzheimer dementie, ook bekend met gonartrose -Verblijf: psychogeriatrische (gesloten) afdeling in verpleeghuis
5. Blauw: eigen aanvulling
6. Groen: keuzes stage
7. Rood: onduidelijkheden
8. Zwart: disciplines
9. Gegevens
9.1. Gegevens verzameld door verplegenden en verzorgenden
9.2. Leeft in het verleden
9.3. Spontane emotionele uitbarstingen
9.4. Waandenkbeelden
9.5. Onjuiste waarnemingen
9.6. Spontane agitatie
9.7. Herhalend gedrag
9.8. Gedesoriënteerd in tijd en plaats
9.9. Loopdrang
9.10. Verlies van herkenningsvermogen
10. Diagnose
10.1. Verpleegkundige diagnosen door verplegenden gesteld
10.2. Stage: Verwardheid
10.2.1. Haar verwardheid bestaat al lang en is onomkeerbaar, valt het dan niet onder 'chronische verwardheid'?
10.3. PES 1 (zelfgeschreven):
10.3.1. P: chronische verwardheid
10.3.2. E: Alzheimer dementie, geheugenstoornissen
10.3.3. S: desoriëntatie in tijd en plaats, raakt spontaan geagiteerd, vergeetachtig, kwijtraken van spullen, waanideeën, achterdochtig richting verzorgenden en andere bewoners
10.4. PES 2 (zelfgeschreven)
10.4.1. P: zwerfgedrag
10.4.2. E: Alzheimer dementie, irritatie door medebewoners, verveling
10.4.3. S: heen en weer lopen, steeds opnieuw dezelfde weg belopen, zoeken naar uitgang om buiten te komen (weglopen)