1. betrokkenheid
1.1. bezig zijn
2. 2 extra
2.1. bijleren
2.1.1. vooruitgang
2.1.1.1. winst
2.2. ageleert
2.2.1. achtruitgang
2.2.1.1. verlies
3. de ontwikkelingsfasen of levensperioden
3.1. 1, de prenatale fase ( voor de geboorte)
3.2. 2, de baby ( geboorte tot 18 maanden)
3.3. 3, de peuter ( 1,5 tot 3 jaar)
3.4. 4, de kleuter (3 tot 6 jaar)
3.5. 6, de puber ( 12 tot 16 jaar)
3.5.1. 5, het lager schoolkind ( 6 tot 12 jaar)
3.6. 7, de adolscent ( 16 tot 18 jaar)
3.7. 8, de volwassenen
3.7.1. 1, de jongvolwassenen ( 18 tot 26 jaar)
3.7.2. 2, de volwassenen ( 26 tot 50 jaar)
3.7.3. 3, de volwassenen op rijpere leeftijd ( 50 tot 65 jaar)
3.8. 9, de bejaarden
3.8.1. 1, de jongebejaarden ( 65 tot 70 jaar
3.8.2. 2, de bejaarden ( 70 tot 80 jaar)
3.8.3. 3, de hoogbejaarden ( 80 tot ... jaar )
4. 4 kenmerken
4.1. 1, bepaalde volgorde
4.2. 2, inerlijke kracht
4.3. 3, eigen ontwikelingtempo
4.4. 4, gevoelige periode
5. welbevinden
5.1. zich goed voelen
5.2. ontwikkelingsgebied 3 fases
5.2.1. 1, fysieke
5.2.1.1. 1, lichhaamlijk
5.2.1.2. 2, motorisch
5.2.1.2.1. fijn
5.2.1.2.2. grog
5.2.1.3. 3, sensories zintuig
5.2.1.4. 4, sensomotoris
5.2.1.4.1. zintuiglijke bewegen
5.2.2. 2, psychisch
5.2.2.1. 1,cognitieve
5.2.2.1.1. geheugen
5.2.2.1.2. denken
5.2.2.2. 2, taalontwikkeling
5.2.2.2.1. passief
5.2.2.2.2. actief
5.2.2.3. 3, emotionele ontwikkeling
5.2.2.4. 4, psychomotoric
5.2.2.5. 5, persoonlijkheidsontwikkeling
5.2.2.5.1. 1, morele
5.2.2.5.2. 2, eigen wil
5.2.2.5.3. 3, seksuele
5.2.3. 3, sociaal
5.2.3.1. doorheen alle levensfase is ons contact met andere bepalend voor onze ontwikkeling en is het noodzakelijk om een waardevol leven uit te bouwen.
5.2.4. betekenis
5.2.4.1. is her geheel aan verandering die de mens doormaakt van de bevruchting tot de dood