1. Leerstijlen van Kolb.
1.1. 1. doener 2. denker 3. dromer 4. beslisser
1.1.1. 1. aan de slag 2. Theorie, eerst weten hoe iets werkt 3. ideeën bedenken 4. toepassing
2. Doelgericht leren
2.1. Groep 1/2 werken aan een brede ontwikkeling. Hogere groepen werken vakgerichter
2.2. kerndoelen 7 domeinen
2.2.1. elk domein heeft een aantal leergebieden met iedere meerdere kerndoelen
2.2.2. elk leerdoel is uitgewerkt in leerlijnen en tussendoelen
2.3. Resultaat gericht werken vanuit een visie
2.3.1. - leerdoelen - leerplan - plan op groepsniveau en leerjaar = vaardigheden en kennis die de lln aan het eind van het jaar moeten hebben
3. leerlijnen en referentieniveaus
3.1. leerlijnen
3.1.1. - didactische en organisatorische richtlijnen - visie op het vak - doelen die moeten worden nagestreefd en de volgorde waarin dit gebeurd - leerinhouden die bij deze doelen horen
4. Onderwijsconcepten
4.1. - ontwikkelingsgericht leren - ervaringsgericht leren - adaptief onderwijs - natuurlijk leren - programmagericht leren - cooperatief leren - probleemgestuurd onderwijs - werkplek leren - projectonderwijs
4.1.1. Adaptief - relatie - competentie - autonomie
4.1.2. Programmagericht - werken met methodes - veel klassikale interactie - combineren met andere concepten
4.1.3. ervaringsgericht onderwijs - welbevinden - betrokkenheid - competentie - verbondenheid
4.1.4. ontwikkelingsgericht onderwijs ( OGO ) - concept gebaseerd op Russische onderwijspsycholoog Lev Vygotski
4.1.4.1. Doelen: - de voorwaarden om tot ontwikkeling te komen - de brede ontwikkeling die noodzakelijk is om te kunnen handelen - de specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn voor de brede ontwikkeling
4.1.4.2. Nadruk ligt op ontwikkelen en niet op leren
4.1.4.2.1. OGO ziet emancipatie als uiteindelijk doel van de opvoeding en onderwijs
4.1.4.3. Zone van naaste ontwikkeling
5. Didactische omgeving
5.1. het belang van boeken - woordenschat - ontdekken en oplossingen bedenken - vermogen tot waarnemen en vergelijken - inlevingsvermogen - emoties - creativiteit - concentratievermogen
5.2. Fasen activerende directe instructie: - dagelijkse terugblik - presentatie - begeleide oefening - zelfstandige verwerking - reflectie en afronding
5.3. Activiteiten rondom een boek - lezen en voorlezen - verwerkingsactiviteit ( verteltas) - boekenhoek
5.4. Breinverschillen
5.4.1. Jongens leren anders dan meisjes ( zie tabel in je boek )
6. Leren is het zich eigen maken van nieuwe kennis en vaardigheden
6.1. Leerbevorderende factoren
6.1.1. motivatie, beloning, tijd, herhaling, variatie.
6.2. 4 soorten leeractiviteiten
6.2.1. onthouden, begrijpen, integreren, toepassen
6.3. Leren is het vormen van sterke en uitgebreide neurale netwerken
6.4. Leren is onthouden
6.4.1. kortetermijngeheugen = werkgeheugen/ezelsbrug langetermijngeheugen = kennis
7. Werking van de hersenen
7.1. 1. hersenstam 2. kleine hersenen 3. grote hersenen
7.2. hersenschors of cortex ( buitenste laag )
7.2.1. informatie komt binnen en wordt omgezet in handelen
7.3. meer stimulatie -> meer dendrieten -> beter contact tussen hersencellen.
7.3.1. van geitenpaadje naar snelweg.
7.4. linkerhelft, rechterhelft (hemisferen)
8. Meervoudige intelligenties
8.1. De acht intelligenties van Gardner
9. Leermogelijkheden
9.1. Leren Leren
9.1.1. - leren verschillende leerstrategieën te gebruiken - leren hoe je kennis op peil houdt en kunt vernieuwen - reflectie op de eigen aanpak
9.2. 3 behoeften om te leren
9.2.1. - relatie - economie - competentie
9.3. piramide van Maslow
9.4. leervoorwaarden
9.4.1. - emotioneel vrij zijn - zelfvertrouwen hebben - nieuwsgierig zijn