Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
07 contiguïteit en conditionering Door Mind Map: 07 contiguïteit en conditionering

1. icons by icon8

2. Contiguïteit

2.1. Stimuli die kort op elkaar volgen in de tijd (contigue stimuli) worden met elkaar geassocieerd

2.2. Meest effectief: CS kort voor OS aanbieden (afh. Van de te conditioneren CR)

2.3. vb. Oogknipreflex 0,5 sec.

3. Biologische restricties op smaakaversie

3.1. er is een biologische predispositie om bepaalde associaties gemakkelijker te leren

3.2. Garcia en Koelling, 1966

3.2.1. OR is een ziekte: leren smaak ontlopen

3.2.2. OR is pijn: leren visuele prikkels en geluiden vermijden

3.2.3. Voedsel is een meer waarschijnlijke oorzaak van misselijkheid dan licht en geluid

4. Leren van smaakaversie

4.1. Uitzondering op principe van contiguïteit

4.2. leren voedsel vermijden dat ziek maakt

4.3. CS en OS mogen uren uit elkaar liggen

4.4. dieren krijgen drankje met smaak (CS) --> ziek maken door spuitje of bestraling (OS) --> nadien afkeer van drankje (CR)

5. Experiment Garcia & Koeling

5.1. Voor Conditionering

5.1.1. Zoet drinkwater

5.1.2. Lichtgevend/luid drinkwater

5.2. Tijdens Conditionering

5.2.1. Zoet/Licht/Luid drinkwater (CS)

5.2.2. Groep 1: Gif (OS) - Ziek (OR)

5.2.3. Groep 2: Shock (OS) - Pijn (OR)

5.3. NA Conditionering:

5.3.1. GIF-groep vermijdt zoet water

5.3.2. SHOCK-groep vermijdt licht/luid water

5.4. Besluit: OS gekoppeld aan biologisch relevant aspect CS

6. Toepassingen smaakaversie

6.1. Kankerpatiënten: misselijk van de chemo; aangeleerde aversie voor het laatst gegeten voedsel

6.1.1. Ilse Bernstein (1985): kort voor chemo een nieuwe ijssmaak

6.2. Alcoholisme

6.2.1. Alcoholhoudende drank gevolgd door een substantie die misselijk maakt --> aversie voor alcohol

6.3. Biologische predispositie

6.3.1. Kleine Albert makkelijker bang voor witte ratjes dan speelgoedeendjes (Kalish, 1981)

6.3.2. apen makkelijker bang voor slangen dan voor bloemen

7. Is contiguïteit voldoende voor conditionering?

7.1. Nee, want

7.2. Smaakaversie: CS en OS kunnen uren uit elkaar liggen

7.3. Biologische predispositie: sommige associaties worden slecht geleerd

7.4. CS moet een betrouwbare voorspeller zijn van de OS vb. Knipperlichten bij overweg die soms niet werken

8. Rescorla (1968): voorspelbaarheid

8.1. Groep 1:

8.1.1. 10 x toon (CS) & shock (OS)

8.1.2. 0 x shock zonder toon

8.1.3. Groep 1: sterke CR.

8.2. Groep 2:

8.2.1. 10 x toon & shock

8.2.2. 10 x shock zonder toon

8.2.3. Groep 2: zwakke CR .

8.3. Besluit: de CR zal sterk zijn als de voorspellende relatie tussen CS en OS sterk is

9. Blokkering

9.1. De aanwezigheid van een CS die de OS voorspelt, blokkeert de conditionering van andere stimuli

9.2. Vb; knipperend licht (CS) en trein (OS)

9.3. Stel een bel als CS toegevoegd

9.4. Het leren van bijkomende signalen (bel) lijkt te worden geblokkeerd als er al een betrouwbaar signaal (knipperend licht) is

10. Besluit

10.1. Klassieke conditionering is een degelijk model voor leren

10.2. Gecompliceerder dan wat Pavlov dacht