Cultuur van de kerk in 11e tot en met de 14e eeuw

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Cultuur van de kerk in 11e tot en met de 14e eeuw Door Mind Map: Cultuur van de kerk in 11e tot en met de 14e eeuw

1. De Vroege Middeleeuwen (500-800)

1.1. Opkomst Christendom

1.2. Kloosters

1.2.1. Kloosterordes

1.2.1.1. Benidictijnen

1.2.1.1.1. Contemplatie en arbeid

1.2.1.2. Order van Cluny

1.2.1.2.1. Wetenschap en studie

1.2.1.2.2. Zuiverheid en devotie

1.2.2. Christelijke beschaving

1.3. Keizer Karel

1.3.1. Karolingische cultuur

1.3.2. Verspreiding Christendom

1.3.2.1. Pelgrimages

1.3.2.1.1. Heilige oorden

1.3.2.1.2. Uit boetedoening

1.3.2.2. Kruistochten

1.3.2.2.1. Expansie-drift

1.4. Feodale stelsel

1.4.1. Standenmaatschappij

1.5. Onderwijs

1.5.1. Kathedraal scholen

1.5.2. De Paleisschool (800)

1.5.2.1. Basisonderwijs

1.5.2.2. Monnik Alcuin

1.5.2.2.1. Logica en wetenschap

1.5.3. Opkomst gilden

1.5.4. Kathedraalscholen

1.5.4.1. De zeven 'artes liberales'

1.5.4.2. Scholastiek = Filosofie van de kerk

1.5.4.3. Dialectiek = Een discussieertechniek

1.5.4.4. Analyseren van de Bijbel

1.6. Muziek

1.6.1. Sacrale (religieuze) muziek

1.6.1.1. Gregoriaanse muziek

1.6.1.1.1. Acapella

1.6.1.1.2. Neumengeschrift

1.6.1.1.3. Latijn

1.6.1.1.4. Eentonig, monotoom

1.6.1.1.5. Responsoriaal gezang

1.6.1.2. Tropen

1.6.1.2.1. Liturgisch

1.6.1.3. Sequenties

1.6.1.3.1. Buiten-liturgisch

2. Drama

2.1. Doel: Toegankelijker maken van kerkdiensten

2.2. Liturgisch drama

2.2.1. Kenmerken

2.2.1.1. Specifieke spelmatige elementen

2.2.1.2. Bewegingen

2.2.1.2.1. Op een niet-alledaagse manier

2.2.1.3. Toneelruimte

2.2.1.3.1. Eigen ruimte: Kerkgebouw en rond het altaar

2.2.1.4. Ontstaan: Eredienst

2.2.1.5. Gebruik van speciale rekwisieten

2.2.1.6. Kleding: Kazuifel, koorkap

2.3. Liturgisch spel

2.3.1. De trope

2.3.1.1. VB: Paasch-drama

2.4. Kerkelijke spel

2.4.1. In de kerk, los van de dienst

2.5. Geestelijk spel

2.5.1. Uit de kerk afkomstig, maar los van de kerk

2.6. Wereldlijk toneel

3. Dans

3.1. Hofdansen

3.1.1. De bourdon, doorklinkende tonen op de achtergrond

3.1.2. Dansmeester

3.1.3. Instrumentale hofdansen

3.1.3.1. Estampie

3.1.3.2. Saltarello

3.2. Rituele dansen waren verboden

3.3. De dodendans

3.3.1. Dansmanie

3.3.2. Angst voor de dood

3.3.3. Extase

3.4. Volksdansen

3.4.1. Reidanse

3.4.2. Feestdansen

3.4.2.1. VB: Meidans

3.4.2.2. Jongleurs en speelmannen

3.5. Ontwikkeling vrouw

3.5.1. Mariaverering

3.5.2. Parendansen

3.5.2.1. Vrouw wordt geleid

4. De Late Middeleeuwen (1270-1500)

4.1. Drama

4.1.1. Wereldlijk toneel

4.1.1.1. Onderwerpen: Verbonden met het geloof

4.1.1.1.1. Zinnespelen

4.1.1.1.2. Heiligenspelen

4.1.1.1.3. Mysteriespelen

4.1.1.2. Plaats: Buiten de kerk

4.1.1.3. Spelers: Leken

4.1.1.4. Taal: Volkstaal

4.1.2. Passiepelen

4.1.3. Liturgisch drama

4.1.3.1. Tot lekengelovigen in de stad

4.2. Gotiek

4.2.1. Muziek

4.2.1.1. Cantus Firmus

4.2.1.1.1. Melodie door tenor

4.2.1.1.2. Kwinten-organum

4.2.1.1.3. Organum = Meerstemmig

4.2.1.2. Organum stijl

4.2.1.2.1. Contrapunt

4.2.1.2.2. Leoninus en Perotinus

4.2.1.2.3. Streven naar hoogte, naar God

4.2.1.3. De Ars Nova (vanaf 1320)

4.2.1.3.1. Polyfonie

4.2.1.3.2. Verfijne muziekstijl

4.2.1.3.3. Duplum en triplum

4.2.1.3.4. Melodieën worden zelfstandiger

4.2.1.3.5. Basis: Wereldrijke melodie

4.2.1.3.6. Niet alleen kerkelijke teksten

4.2.2. Literatuur

4.2.2.1. Van strofische vers naar roman

5. De Hoge Middeleeuwen (1000-1250)

5.1. Muziek

5.1.1. Hoofse liedkunst

5.1.1.1. Troubadours

5.1.1.2. Vóór en nà zingen

5.1.1.3. Trouvères

5.1.1.3.1. Noord-Frankrijk

5.1.1.4. Minnesänger

5.1.1.4.1. Nederlanden

6. Beeldende kunst

6.1. De Gotiek

6.1.1. Schilderkunst

6.1.1.1. VB: Muurschilderingen in Assisië door Giotto

6.1.1.2. Voorstellingen over heiligenlevens

6.1.1.3. Fresco's

6.1.1.4. Plat, zonder perspectief

6.1.2. Beeldhouwkunst

6.1.2.1. Dynamische figuren

6.1.2.2. Realistische proporties

6.1.2.3. Expressieve, realistiche gezichten

6.1.3. Parijs als nieuw centrum

6.1.3.1. Kruis- en pelgrimstochten, opkomst handel

6.1.3.2. Interesse in kennis

6.1.3.3. Ontstaan nieuwe kloosterordes

6.1.4. Architectuur

6.1.4.1. Goddelijk licht

6.1.4.1.1. Glas in lood

6.1.4.1.2. Licht is schoonheid

6.1.4.2. Romeinse bouwprincipes

6.1.4.3. Skeletbouw

6.1.4.4. Kruisribgewelven en spitsbogen

6.1.4.5. Abt Suger

6.1.4.5.1. Pracht en praal in de kerk

6.1.4.6. Bernardus van Clairvaux

6.1.4.6.1. Eenvoud en zuiverheid

6.1.4.6.2. Aandacht op vorm en structuur an de architectuur

6.2. Romaanse stijl

6.2.1. Architectuur

6.2.1.1. Massieve gesloten bouw

6.2.1.2. Gebruik van ton-, koepel- en kruisgewelven

6.2.1.3. Oorsprong:

6.2.1.3.1. Benedictijner traditie

6.2.2. Illumineren van manuscripten

6.2.2.1. Eigenschappen

6.2.2.1.1. Vereenvoudigde figuren

6.2.2.1.2. Contouren

6.2.2.1.3. Sterk expressieve voorstellingen

6.2.2.1.4. Grote ogen

6.2.2.2. Ruimte suggestie

6.2.2.2.1. Stapeling

6.2.2.2.2. Plans (lagen)

6.2.2.2.3. Overlappen

6.2.2.2.4. Schaduw, lichtinval

6.2.3. Beeldhouwkunst

6.2.3.1. Buitenzijde van kerken

6.2.3.1.1. Op de façade

6.2.3.2. Expressief

6.2.3.3. Primitief

6.2.3.4. Countour