1. FIM
1.1. financiën
1.1.1. geldzaken
1.1.2. winst
1.1.2.1. eigen vermogen
1.1.3. verlies
1.2. balans
1.2.1. debet
1.2.1.1. vaste activa
1.2.1.2. vlotte activa
1.2.1.3. liquide middelen
1.2.2. credit
1.2.2.1. eigen vermogen
1.2.2.2. lang vreemd vermogen
1.2.2.2.1. hypothecaire lening
1.2.2.3. kort vreemd vermogen
1.2.2.3.1. crediteuren
1.3. resultatenrekening
1.3.1. winst
1.3.1.1. =verwachte opbrengsten- verwachte kosten
1.3.2. verwachte opbrengsten
1.3.3. verwachte kosten
1.4. liquiditeitenberekening
1.4.1. geldzaken
1.4.2. geldstromen
1.4.3. uitgaven
1.4.4. inkomsten
1.4.4.1. liquide middelen =inkomsten -uitgaven
1.4.4.1.1. balans
2. BAD
2.1. boekhouden
2.1.1. journaal
2.1.2. grootboek
2.1.3. financiën
2.1.3.1. resultatenrekening
2.1.3.1.1. eigenvermogen
2.2. informatie
2.2.1. verzamelen
2.2.2. vastleggen
2.2.3. bewerken
2.2.4. doorgeven
2.3. balans
2.3.1. Debet
2.3.1.1. vaste activa
2.3.1.2. vlotte activa
2.3.1.3. liquide middelen
2.3.2. credit
2.3.2.1. eigenvermogen
2.3.2.2. lang vreemd vermogen
2.3.2.3. kort vreemd vermogen
3. IBR
3.1. wetten
3.1.1. inkomenbelasting
3.1.1.1. box 1
3.1.1.1.1. werk en woning
3.1.1.1.2. 52%
3.1.1.2. box 2
3.1.1.2.1. aanmerkelijk belang
3.1.1.2.2. 25%
3.1.1.3. box 3
3.1.1.3.1. vermogen
3.1.1.3.2. 30%
3.1.1.4. natuurlijk persoon
3.1.2. heffingskorting
3.1.2.1. algemene heffing
3.1.2.1.1. basisinkomen
3.1.2.2. natuurlijk persoon
3.2. belastingmoraal
3.3. belasting voordeel
3.3.1. internationale bedrijven met Nederlandse rechtspersoon
3.3.2. duurzaam