1. samenstelling bloed
1.1. bloedplasma
1.1.1. bloedserum 55%
1.1.1.1. water
1.1.1.2. voedingsstoffen
1.1.1.3. afvalstoffen
1.1.1.4. mineralen
1.1.1.5. hormonen
1.1.1.6. gas
1.1.1.7. enzymen
1.1.1.8. afweerstoffen
1.1.2. fibrinogeen
1.2. vaste stoffen 45%
1.2.1. erytrocyten (rode bloedlichaampjes)
1.2.2. leukocyten (witte bloedcellen)
1.2.3. trombocyten (bloedplaatjes)
2. Hematocrietwaarde
2.1. ( rode bloedlichaampjes : bloedplasma) .100
2.2. EPO: verhoogt de hematocrietwaarde
3. Bouw van het bloedvatenstelsel
3.1. slagaders
3.1.1. zuurstof rijk bloed
3.1.2. zet uit bij hartslag
3.1.3. druk = hoog
3.1.4. bloed spuit eruit
3.1.5. dikke wand
3.1.6. diep in ons lichaam
3.1.7. bloed van het hart weg
3.2. aders
3.2.1. bloed naar het hart
3.2.2. zuurstof arm bloed
3.2.3. druk = laag
3.2.4. bloed sijpelt eruit
3.2.5. dunne wand
3.2.6. liggen oppervlakkig
3.3. haarvaten
3.3.1. stofwisseling
3.3.2. groot contactoppervlak
4. lymfevatenstelsel + lymfevaten
4.1. lymfevaten nemen vocht op
4.1.1. hongeroedeen
4.2. lymfeknopen
4.2.1. functies
4.2.1.1. lymfevocht filteren
4.2.1.2. aanmaak van witte bloedcellen
4.2.1.3. afvoer overtollig weefselvocht
4.2.2. waar
4.2.2.1. darmen
4.2.2.2. milt
4.2.2.3. zwezerik
4.2.2.4. amandelen
5. immuniteit
5.1. 1. identificatie
5.2. 2. hulp vragen
5.3. 3. vijand markeren
5.4. 4. indringers vernietigen
5.5. 5. geheugen
6. dynamisch evenwicht
6.1. grote schommelingen -> uitwendig
6.2. kleine schommelingen -> inwendig
7. Wat?
7.1. vermogen meercellige organismen inwendig evenwicht te houden (door regelsystemen)
7.2. Negatieve terugkoppeling
7.2.1. signaal regeling in gang zet wordt weggewerkt.
8. werking van het hart
8.1. 1. boezemsystole
8.2. 2. kamersystole
8.3. 3. rustfase
9. bloeddruk
9.1. druk bloed op wand bloedvat
9.2. onderdruk = diastolische druk
9.3. bovendruk = systolische druk
9.4. te laag?
9.4.1. kortstondig
9.4.1.1. hart sneller en steviger kloppen
9.4.1.2. vasoconstructie
9.4.2. langdurig
9.4.2.1. nieren maken renine aan
9.4.2.2. lever maakt angiotensine aan
9.4.2.3. bijnierschors: aldosteron
9.4.2.4. nieren: meer zouten in het bloed
9.4.2.5. meer bloedvolume
9.4.3. oorzaken
9.4.3.1. aangeboren
9.4.3.2. overgewicht
9.4.3.3. alcoholmisbruik
9.4.3.4. nierziekten
9.4.3.5. medicatie
9.4.3.6. oorzaken
9.4.4. gevaren
9.4.4.1. aderverkalking
9.4.4.2. hersenbloeding
9.4.4.3. hartfalen
9.4.4.4. nierbeschadiging
9.4.4.5. dementie
9.5. te hoog?
9.5.1. hart langzamer en minder krachtig kloppen
9.5.2. vasodilatatie
9.5.3. hypothalamus verminderde afgaven ADH
9.5.3.1. meer urine
9.5.3.2. bloedvolume neemt af
10. nieren
10.1. functie
10.1.1. zuiveringsstation
10.1.2. controle concentratie in bloed
10.1.3. aanmaak hormenen
10.2. werking
10.2.1. 1. filtratie
10.2.1.1. voorurine
10.2.1.2. kapsel van Bowman
10.2.2. 2. resorptie
10.2.2.1. 1ste deel nierkanaaltje
10.2.2.2. lus van Henle
10.2.3. 3. secretie
10.2.4. verzamelbuis
10.2.4.1. resorptie water onder invloed van ADH