Autonoom Zenuwstelsel

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Autonoom Zenuwstelsel by Mind Map: Autonoom Zenuwstelsel

1. Parasympatisch deel

1.1. regeling anabole functies

1.2. Zenuwen:

1.2.1. Beginnen allemaal in hersenstam

1.2.1.1. Nervus Glossopharyngeus

1.2.1.2. Nervus Facialis

1.2.1.2.1. speekselklieren

1.2.1.2.2. traanklier

1.2.1.3. Nervus Oculomotorius

1.2.1.3.1. innervatie van inwendige oogspiertjes

1.2.1.4. Nervus Vagus

1.2.1.4.1. grootste deel borst en buikorganen behalve laatste deel dikke darm

1.3. Zenuwvezels:

1.3.1. Wel gemyeliniseerd (B-vezels)

1.3.2. Niet gemyeliniseerd (C-vezels)

1.3.3. Lange preganglionaire vezels

1.3.3.1. d.w.z. dat ze eindigen vlakbij/in het te innerveren orgaan

1.3.3.2. schakelen d.m.v. acetylcholine over op nicotinereceptoren van postganglionaire neuronen

1.3.3.2.1. = tertiare centra v.h. V.Z.

1.3.3.3. Postganglionaire neuronen

1.3.3.3.1. schakelen d.m.v. aceltylcholine over op muscarinereceptoren v.h. te innerveren orgaan

1.4. Acetylcholine

1.4.1. Door snelle afbraak hiervan kan een parasympatische (rust)toestand snel worden beëindigd

1.4.2. Naast acetylcholine worden in parasympatische synapsen co-transmitters afgegeven

1.4.2.1. VIP (vaso-actief intestinaal peptide)

1.4.2.2. NO (endotheliaal stikstofoxide)

1.4.2.3. ATP (adenosinetrifosfaat)

1.5. Beïnvloedt de organen zodanig dat lichaam tot rust komt

1.5.1. bevordert productie verteringssappen

1.5.2. snellere darmbeweging

1.5.3. verwijden bloedvaten naar spijsverteringskanaal

1.5.4. verlaagt de ademhalingsfrequentie

1.5.5. vertraagt de hartslagfrequentie

2. ligging primaire autonome centra

2.1. hypothalamus

2.2. geen onderscheid te merken tussen ortho- en parasympatisch

3. Secundaire vegetatieve centra onder te verdelen

3.1. Parasympatisch

3.1.1. Deels in hersenstam

3.1.2. deels in het sacrale ruggenmerg

3.2. Orthosympatisch

3.2.1. Zijhoorns van het thoracale en bovenste deel lumbale ruggenmerg

4. Orthosympatisch deel

4.1. regeling Katabole functies

4.2. Beïnvloedt de organen zodanig dat het lichaam arbeid kan verrichten

4.2.1. Hogere Hartslagfrequentie

4.2.2. Vasodilatatie in bloedvaten in/naar spieren

4.2.3. Remt spijsvertering

4.2.4. Hogere ademfrequentie

4.3. Zenuwvezels

4.3.1. Wel gemyeliniseerd (B-vezels)

4.3.2. Niet gemyeliniseerd (C-vezels)

4.3.3. Korte preganglionaire vezels

4.3.3.1. d.w.z. dat ze vanuit het ruggenmerg tot aan de orthosympatische grensstreng reiken

4.3.3.2. overschakeling op postganglionaire neuronen in grensstreng

4.3.3.2.1. d.m.v. acetylcholine op nicotinereceptoren

4.3.3.3. Stimuleren bijniermerg tot de aanmaak van hoofdzakelijk adrenaline

4.3.3.3.1. Untitled

4.3.4. Lange postganglionaire vezels

4.3.4.1. scheiden vanuit varicositeiten aan hun uiteinden noradrenaline af

4.3.4.1.1. Noradrenaline en adrenaline prikkelen α- en β-receptoren in skeletspieren

4.3.5. α- en β-receptoren in skeletspieren

4.3.5.1. reageren op (nor)adrenaline, waardoor uiteindelijk deze spieren arbeid verrichten

4.3.5.1.1. α --> vasoconstrictie in rust

4.3.5.1.2. β --> vasodilatatie in actie

5. Draagt vooral bij aan:

5.1. Homeostase

5.1.1. ademhaling

5.1.2. spijsvertering

5.1.3. werking inwendige organen

5.1.4. vasoconstrictie/vasodilatatie

5.2. Bescherming

5.2.1. gevaar

5.2.2. interne levensbedreigende invloeden

5.2.3. externe levensbedreigende invloeden

5.3. regeling hormonale stelsel