
1. MK
1.1. je mentaal verplaatsen in de ruimte
1.2. kijklijnen
1.3. windroos
1.4. kaartlezen
2. MMR
2.1. gewicht
2.1.1. referentiematen
2.1.2. omzettingen (tabel!!)
2.2. geld
2.2.1. betalen en teruggeven met zo weinig mogelijk biljetten en munten
3. GT
3.1. Breuken
3.1.1. vergelijken
3.1.2. getallenas (rangschikken)
3.1.3. gelijkwaardig maken
3.1.4. gelijknamig maken
3.1.5. verhoudingen
3.1.6. een breuk nemen
3.1.7. het geheel berekenen
4. BW
4.1. hoofdrekenen
4.1.1. x
4.1.1.1. van plaats wisselen
4.1.1.2. splitsen (tussenstappen)
4.1.1.3. vermenigvuldigingswip
4.1.1.4. x10 x100 x1000 ...
4.1.1.4.1. nullen bij
4.1.1.5. handige getallen maken
4.1.1.5.1. 83 x 93 = (83 x 100) - (83 x 7)
4.1.1.6. x 5
4.1.1.6.1. x10 :2
4.1.1.7. x 25
4.1.1.7.1. x 100 : 4
4.1.1.8. x 50
4.1.1.8.1. x 100 : 2
4.2. cijferen
4.2.1. schatten
4.2.2. nullen na de komma plaatsen (als het nodig is)
4.2.3. opschrijven
4.2.3.1. E onder E, T onder T, ...
4.2.4. uitrekenen
4.2.4.1. opgelet: onthouden, lenen, ...
4.2.5. uitkomst opschrijven
4.2.6. vergelijken met schatting