
1. Systeemmodel van politieke besluitvorming
1.1. Bedacht door Easton (1990)
1.2. Fases
1.2.1. Invoerfase
1.2.1.1. Poortwachters
1.2.1.1.1. Belangrijke schakels tussen de politiek en de samenleving.
1.2.1.2. Het probleem wordt herkend als maatschappelijk probleem
1.2.1.2.1. Vraagt om een politieke oplossing
1.2.2. Omzetfase
1.2.3. Uitvoerfase
1.2.4. Terugkoppeling (feedback)
2. Democratie
2.1. Indirecte
2.1.1. Burgers hebben indirecte inspraak op politiek gebied door om de 4 jaar mensen te kiezen
2.2. Directe
2.2.1. Bestuursvorm waarbij de bevolking direct invloed uitoefent op het wetgevingsproces door bijv. een referendum
2.3. Griekse woorden
2.3.1. Demos
2.3.1.1. Volk
2.3.2. Kratein
2.3.2.1. Heersen
2.3.2.2. Regeren
2.4. 3 spelregels waar de overheid zich aan moet houden
2.4.1. Vrije en geheime verkiezingen
2.4.1.1. Iedereen mag zichzelf kandidaat stellen
2.4.2. De rechtsstatelijke beginselen worden gerespecteerd
2.4.2.1. Grondrechten!
2.4.3. Vrije media
2.5. Sommige landen zeggen dat ze democratisch zijn, maar zijn dat helemaal niet
2.5.1. Dictatuur
2.5.1.1. Een alleenheerser
2.5.1.2. Geen sprake meer van burgerrechten
3. Parlement
3.1. Staten-Generaal
3.1.1. Eerste Kamer
3.1.1.1. 75 leden (zetels)
3.1.1.2. Indirect (getrapt) gekozen
3.1.2. Tweede Kamer
3.1.2.1. 150 leden (zetels)
3.1.2.2. Direct gekozen door het volk
3.2. 2 kerntaken:
3.2.1. Wetgevende taak
3.2.2. Controlerende taak
3.3. Regering
3.3.1. Ministers en koning
3.4. Kabinet
3.4.1. Ministers en staatssecretarissen
4. De wetgevende macht
4.1. Regering+ parlement
4.2. constitutionele monarchie
4.2.1. Koning heeft formeel geen politieke macht
4.3. Macht van het kabinet
4.3.1. Recht van initiatief
4.3.1.1. Kamerleden mogen wetsvoorstellen doen
4.3.1.1.1. Maar minsiters doen dit vaker
4.3.2. Uitvoerende macht
4.4. Rechterlijke macht
4.4.1. De rechters
4.4.2. Het openbaar Ministerie
5. Wetvoorstel
5.1. Tweede kamer debatteert
5.1.1. Afwijzen
5.1.1.1. Er wordt niks meer mee gedaan of het voorstel wordt veranderd
5.1.1.1.1. Het recht van amandement
5.1.2. Aannemen
5.1.2.1. Eerste kamer/Senaat
5.1.2.1.1. Kijkt of de wet goed is
6. Hoe wordt er gekozen?
6.1. Kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging
6.1.1. Als een partij hetzelfde percentage van de zetels in de Tweede Kamer krijgt als het percentage van de stemmen dat op die partij is uitgebracht
6.2. Kabinetsformatie
6.2.1. Niet wettelijk vastgelegd, maar via stappen
6.2.1.1. Na de stemmen wordt gekeken naar de kiesdrempel en de kiesdeler
6.2.1.2. Informateur onderzoekt een specifieke regeringscoalitie
6.2.1.3. Regeerakkoord
6.2.1.4. Formateur zoekt ministers en staatssecratissen
6.2.1.5. De koning beëdigt het nieuwe kabinet en de bordesfoto wordt gemaakt
7. Formatieproces:
7.1. Verkiezingen
7.1.1. Welke partijen hebben de kiesdrempel gehaald?
7.2. Informateur
7.2.1. Onderzoekt specifieke regeringscoalitie
7.3. Regeerakkoord
7.4. Formateur
7.4.1. Mark zoet mensen die minister kunnen worden
7.5. Nieuwe regering
7.5.1. Bordesfoto
8. Ideologie
8.1. de 'leer' van 'de ideeën'
8.1.1. Het liberalisme
8.1.1.1. Politieke stromingen
8.1.1.1.1. Klassiek liberalisme
8.1.1.1.2. Sociaalliberalisme
8.1.1.2. Eigen verantwoordelijkheid
8.1.1.3. Vrijheid
8.1.2. Het socialisme
8.1.2.1. Politieke stromingen
8.1.2.1.1. Communisme
8.1.2.1.2. Sociaaldemocratie
8.1.2.2. Gelijkheid
8.1.2.3. Solidariteit
8.1.3. Het confessionalisme
8.1.3.1. Politieke stromingen
8.1.3.1.1. Christendemocratisch
8.1.3.1.2. Christelijk
8.1.3.2. Naastenliefde
8.1.3.3. Gemeenschapszin
9. Sociaaleconomische dimensie
9.1. Sociaaldemocraten links sociaal economisch beleid
9.2. Liberalen voor een rechts sociaaleconomisch beleid
10. Progressief-conservatieve dimensie
10.1. Morele vraagstukken over 'goed' en 'fout'
10.1.1. Progressieve partijen
10.1.1.1. Links
10.1.1.2. Leef je leven zoals jij dat wil
10.1.2. Conservatieve partijen
10.1.2.1. Rechts
10.1.2.2. Traditionele waarden en normen
11. Kosmopolitisch-nationalistische dimensie
11.1. Kosmopolieten
11.1.1. Links
11.1.2. Internationaal denken
11.2. Nationalisten
11.2.1. Rechts
11.2.2. Nederland is beter af zonder invloeden van buitenaf
12. Maatschappelijk probleem
12.1. Het gaat om een probleem ..
12.1.1. dat samenhangt met of het gevolg is van maatschappelijke veranderingen
12.1.2. dat meerdere groepen mensen met verschillende belangen aangaat
12.1.3. waarover verschillen van mening bestaan over de oorzaken en over de aanpak
12.1.4. dat vraagt om een gemeenschappelijke oplossingen
12.2. Waarom is het lastig op te lossen?
12.2.1. Actoren hebben tegengestelde belangen
12.2.2. Er is sprake van een collectieve-actieprobleem
12.2.2.1. Dat heeft 2 verklaringen
12.2.2.1.1. Mensen willen wel bijdragen aan een oplossing, maar hebben er geen vertrouwen in dat iedereen dat zal doen.
12.2.2.1.2. De kosten worden gedeeld door de hele samenleving, waardoor individuen onvoldoende beloning ervaren als ze hun gedrag veranderen.
12.2.3. Actoren hebben verschillende waarden en normen
12.2.3.1. Waarden
12.2.3.1.1. Principes of doelen die een individu, groep of samenleving belangrijk vindt.
12.2.3.2. Normen
12.2.3.2.1. Leef- of gedragsregels die voortkomen uit waarden.
12.3. Wie lost het uiteindelijk op?
12.3.1. De overheid
12.3.1.1. Daardoor wordt een maatschappelijk probleem ook een politiek probleem.
12.3.1.2. De overheid heeft macht
12.3.1.2.1. Macht: kan mensen in hun gedrag beïnvloeden, desnoods door dwang.
12.3.1.2.2. Gezag: Geaccepteerde macht; die door anderen erkend en aanvaard wordt.
13. Parlementaire middelen en rechten die de kamers hebben
13.1. Recht van interpellatie
13.1.1. Iemand uit het kabinet moet dan met spoed iets uitleggen
13.2. Motie
13.2.1. uitspraak over een bepaalde maatregel of het kabinet
13.2.2. Motie van wantrouwen
13.2.2.1. vertrouwensregel
13.3. Budgetrecht
13.3.1. Waar het geld naartoe gaan
13.4. Vragenrecht
13.4.1. Kamerleden mogen vragen stellen aan kabinetsleden
13.5. Dertigledendebat
13.5.1. Een debat als minstens 30 leden daarom vragen
13.6. Onderzoek- en enquêterecht
13.6.1. Kan gebruikt worden voor diepgravend onderzoek
14. Kabinet dingen
14.1. Meerderheidskabinet
14.1.1. Hebben de steun van de meerderheid van het parlement
14.2. Minderheidskabinet
14.2.1. Niet handig, want meer dan de helft is het met je oneens
14.3. Regeringsverklaring
14.3.1. Daarin staan de hoofdlijnen van het regeerakkoord
14.4. Coalitiepartijen
14.4.1. Steunen de plannen van het nieuwe kabinet
14.5. Oppositiepartijen
14.5.1. Controleren het nieuwe kabinet kritisch