Hoe zet ik leerlingen aan het werk ?

1. Wat maakt werkvormen effectief ?

1.1. Leerstof op het juiste niveau

1.2. Leerling ervaart het nut van de leerstof

1.3. Leer en denkproces is zichtbaar

1.4. Verkeerde voorkennis tijdig ontdekken

2. Instructie geven

2.1. Aandacht richten op lesdoelen aansluitend aan de voorkennis

2.2. Informatie geven en toelichten

2.3. Begrippen en vaardigheden controleren

2.4. Instructie geven zodat leerlingen aan de slag kunnen

2.5. Onder begeleiding oefenen

2.6. Zelfstandig oefenen

2.7. Gezamenlijk kernbegrippen nieuwe leerstof doornemen

3. Begeleiden bij grotere projecten

3.1. Vragend helpen

3.1.1. SMART, verband leggen tussen doelstellingen en activiteiten

3.1.2. Kerobei, vragen toesnijden op de persoon van de leerling

3.2. Tussentijds presenteren

3.2.1. Stapsgewijze bewustwording

4. Vragen stellen

4.1. Doel van vragen

4.1.1. Contact

4.1.2. Verzoek

4.1.3. Aandacht sturen

4.1.4. Stimuleren

4.1.5. Controleren

4.2. Soorten vragen

4.2.1. Gesloten vraag

4.2.1.1. Antwoord ja of nee

4.2.2. Open vraag

4.2.2.1. Geen ja of nee, biedt ruimte

4.2.3. Concrete vragen

4.2.3.1. Wie, wat, waarom, wanneer, waar, hoe ?

4.2.4. Samengestelde vragen

4.2.4.1. Meerdere vragen in een zinn

4.3. Het onderwijsgesprek

4.3.1. Concreet cognitief doel

4.4. Samenwerkingsvormen

4.4.1. Check in duo's

4.4.2. Genummerde hoofden

4.4.3. Denken-delen-uitwisselen

4.4.4. Driestappen interview

4.4.5. Experts

5. Hoe kies ik een werkvorm ?

5.1. Te realiseren doelen

5.1.1. Instructieselectie

5.1.1.1. Leerproces

5.1.1.1.1. Leeproduct