1. visie op leren
1.1. leren: hoe doe je dat?
1.1.1. leren en het brein
1.1.1.1. leren: zich eigen maken van nieuwe kennis/vaardigheden en deze kennis of vaardigheden zelfstandig toepassen in nieuwe situaties.
1.1.2. werking van de hersenen
1.1.2.1. 3 lagen. De hersenstam, emoties en cortex.
1.1.3. leerbevorderende factoren
1.1.3.1. motivatie, herkenbaarheid, ervaring, beloning, tijd, overzicht, logica en volgorde, herhaling, variatie.
1.2. meervoudige intelligentie
1.2.1. taalkundig/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie kinetisch/motorische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie muzisch/ritmische intelligentie natuurgerichte intelligentie
1.3. leerstijlen
1.3.1. doener, denker, dromer, beslisser.
1.4. leermogelijkheden
1.4.1. leermogelijkheden worden beïnvloed door verschillende factoren. sommige factoren kun je beïnvloeden, met andere kun je rekening houden.
1.5. leertheorieën en onderwijsconcepten
1.5.1. objectief leren: behaviorisme, cognitivisme. subjectief leren: sociaal constructivisme.
1.6. adaptief onderwijs
1.6.1. uitgangspunt: onderwijs past zich aan de behoeften en mogelijkheden van het kind.
1.7. programmagericht onderwijs ontwikkelingsgericht onderwijs ervaringsgericht onderwijs
2. didactiek
2.1. doelgericht leren
2.1.1. kerndoelen > 7 domeinen. elk domein > een aantal leergebieden met ieder meerdere kerndoelen. elk leerdoel > uitgewerkt in leerlijnen en tussendoelen
2.1.2. resultaat gericht werken vanuit een visie: leerdoelen > leerplan > plan op groepsniveau en leerjaar
2.2. leerlijnen en referentieniveaus
2.2.1. leerlijnen: (1 leerlijn) doelen die moeten worden nagestreefd en de volgorde waarin dit gebeurt
2.2.2. referentieniveaus taal en rekenen: (1 van de 3) betere prestaties rekenen en taal
2.3. didactische vormgeving
2.3.1. fasen activerende directe instructie
2.3.1.1. dagelijkse terugblik, presentatie, begeleide oefening, zelfstandige verwerking, reflectie en afronding