1. objectieve voorkennis
1.1. feiten
1.1.1. 1 kind op 10 geboren in kansarm gezin
1.1.2. Kansarme kinderen komen vaker en sneller in een lager niveau van het onderwijs terecht
1.1.3. De problematiek blijkt het grootst in de grootsteden en centrumsteden
1.1.4. 150.000 kinderen in Vlaanderen groeien op in armoede
1.2. actoren
1.2.1. micro
1.2.1.1. ouders
1.2.1.2. juf/meester
1.2.1.3. medeleerlingen
1.2.2. macro
1.2.2.1. Ministerie van Onderwijs
1.2.2.2. gelijkekansencentrum Unia
1.2.2.3. Samen Tegen Armoede
1.2.2.4. GOK-middelen (Gelijke Onderwijs Kansen)
1.2.3. meso
1.2.3.1. zorgcoördinator
1.2.3.2. Gon-begeleiding
1.2.3.3. leerlingenbegeleiding
1.2.3.4. directie
1.2.3.5. CLB
1.3. factoren
1.3.1. economische crisis
1.3.2. vluchtelingencrisis
1.3.3. lage arbeidsparticipatie van vrouwen van buitenlandse origine
2. Wat is kansarmoede?
2.1. Men spreekt van kansarmoede wanneer mensen beperkt worden in hun kansen om voldoende deel te nemen aan met name onderwijs, arbeid en huisvesting, door onder andere een relatief laag inkomen.
3. subjectieve voorkennis
3.1. gevoelens en gedachten
3.1.1. minderwaardig gevoel
3.1.2. zeggen niets over situatie
3.1.3. asocialer
3.1.4. stil
3.2. vooronderstellingen
3.2.1. zeggen niets over situatie
3.2.2. denken negatiever
3.2.3. komt minder naar school
3.2.4. Krijgt minder snel A-attest
3.2.5. weinig sociaal contact