1. economisch
1.1. arbeidsintensieve producten
1.1.1. westerse multinationals
1.1.1.1. centrumland
1.1.2. arbeidsmigranten
1.1.2.1. emigratie - push
1.1.2.2. immigratie - pull
1.1.3. assemblage
1.1.4. lage lonenland
1.1.5. export
1.1.5.1. snelgroeiende interne afzetmarkt
1.1.5.1.1. lokaal
1.1.5.1.2. regionaal
1.1.5.1.3. nationaal
1.1.5.1.4. agglomeratievoordelen
1.1.5.2. continentaal
1.1.5.3. mondiaal
1.2. kennisintensieve producten
1.2.1. hogere opbrengst
1.2.1.1. migranten
1.2.2. mechanisatiegraad
1.2.3. opkomend land/Newly Industrializing Country (NIC)
1.2.3.1. tijgerlanden
2. fysisch
2.1. reliëf
2.1.1. hoogvlakten
2.1.2. laagvlakten
2.1.2.1. sterk verstedelijkt
2.1.2.1.1. urbanisatie
2.1.2.1.2. stadsdorpen
2.1.2.1.3. stedelijke vernieuwing
2.1.2.1.4. dichtbevolkt
2.1.2.2. landbouw
2.1.2.2.1. irrigatiewater
2.1.3. toendra
2.1.3.1. permafrost
2.2. Zuid naar noord waterverdelingsproject
2.2.1. verbindingen stroomgebied
2.2.1.1. Chang Jiang rivier
2.2.1.2. noordelijk gelegen rivieren
3. sociaal-cultureel
3.1. 3 provincies met eigen cultuur
3.2. drijvende bevolking
3.3. regionale ongelijkheid
3.3.1. moderne westerse levensstijl steden
3.3.2. ruraal-urbane migratie
4. politiek
4.1. bevolkingspolitiek
4.1.1. bevolkingsspreiding
4.1.1.1. migratie vanuit oosten
4.1.1.1.1. urbanisatie
4.1.1.1.2. binnenlandse migratie
4.1.1.2. hukou
4.1.2. een kindpolitiek
4.1.2.1. sterfteoverschot fase 4/5
5. demografisch
5.1. stijgende levensverwachting
5.1.1. vergrijzing