Jetzt loslegen. Gratis!
oder registrieren mit Ihrer E-Mail-Adresse
MBO von Mind Map: MBO

1. Welke rollen heeft een MBO docent

1.1. Vakdocent

1.1.1. Duits

1.1.1.1. integratie van het Duits

1.1.1.1.1. uitvoeren van het beroep staat centraal

1.1.1.1.2. Duits als doel beroep effectiever en efficiënter uit te voeren

1.2. BPV

1.2.1. beroepspraktijkvorming

1.2.1.1. stagebegeleiding

1.2.1.1.1. voorbereiden op stage

1.2.1.1.2. leren doelen stellen

1.2.1.1.3. loopbaancentrum

1.3. SLB

1.3.1. begeleider van de studenten op hun leerproces op het MBO

1.3.1.1. relatie is belangrijk

1.3.1.2. kennis van leerlingen

1.3.2. begeleiding neemt in de jaren af

1.3.3. mentor

1.3.3.1. klas

1.3.3.1.1. pedagogisch klimaat en relatie binnen de klas

1.3.4. decaan

1.3.4.1. jaarlaag

1.4. zorgteam

1.4.1. zorg boven de competentie van de mentor

1.4.2. extra ondersteuning

2. Wat is de doelgroep?

2.1. veilige omgeving noodzakelijk

2.1.1. MBO vaak kleinschaliger

2.1.1.1. veiligheid

2.1.1.2. relatie opbouwen

2.1.1.2.1. hogere leerwinst

2.1.2. docenten die voor de leerlingen klaar staat

2.1.2.1. ondersteuning

2.1.3. samenwerken is belangrijk

2.1.3.1. groepsvorming ondersteunen

2.1.3.2. hogere leerwinst

2.1.4. kennis van individuele leerling

2.1.4.1. meer weten dan een naam en gezicht

2.2. breede doelgroep

2.2.1. BBL

2.2.2. BOL

2.2.3. nascholing van ouderen

2.3. leerling klaarstomen voor het uitoefenen voor een beroep

2.4. volwassen uit het volwassen onderwijs

2.4.1. herintreders

3. Welke didactiek moet een MBO docent toepassen / lesmateriaal?

3.1. motivaitie

3.1.1. intrinsiek

3.1.1.1. effectiever

3.1.1.2. hogere leerwinst

3.1.2. extrensiek

3.2. zelfstandigheidsniveau

3.2.1. Verschillend per niveau

3.2.2. reponsiviteit

3.2.2.1. invloed op zelfstandigheid

3.3. kwaliteit van de leerplekken

3.3.1. afleidingen weg halen

3.4. kwaliteit van de opdrachten

3.4.1. eenvoudige formulering

3.4.2. staan op papier of onlijne

3.4.3. ervaren van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid

3.4.4. meer dan alleen lezen en studeren

3.4.4.1. actief met de stof

3.4.5. sluit aan op het te leren beroep en de voorkennis

3.4.6. opdrachten in de vorm van "iets maken"

3.4.6.1. toneelstukje spelen

3.4.7. opdracht met concreet resultaat / product

3.4.7.1. gevoel iets bereikt te hebben

3.5. voorbereiding op vaklessen

3.5.1. groepsactiviteiten

3.5.1.1. afhankelijk van elkaar

3.5.1.2. twee weten meer dan één

3.5.2. geeft het belang van Duits voor het beroep aan

3.5.2.1. hogere motivatie

3.5.2.1.1. hogere leerwinst

3.5.3. gebruik maken van verschillende zintuigen

3.5.3.1. diversiteit

3.5.3.2. hogere leerwinst

3.5.4. mindmap / organiser

3.5.4.1. verbanden weergeven

3.6. stages

3.6.1. Leerlingen met Duits laten oefenen

3.6.1.1. hogere leerwinst

3.6.1.2. in echte situatie

4. kwalificatiedossier

4.1. diploma eissen voor het beroep

4.1.1. wat moet je kennen en kunnen!

4.2. competentiegericht opleiden

4.3. te vergelijken met de knock-out criteria

4.4. delen

4.4.1. baisisdeel

4.4.1.1. maakt keuze gemakkelijker

4.4.1.1.1. is doelmatiger

4.4.2. profieldelen

4.4.2.1. specifieke invulling

4.4.2.1.1. bv: waar ga je zorg verlenen?

4.4.3. keuze delen

4.4.3.1. kennis verbreden / verdiepen

4.4.3.1.1. Duitse taal

4.4.3.2. doorstroming HBO of hoger MBO

4.4.3.3. 15% van de studie

4.4.3.4. je onderscheiden van anderen

4.5. opbouw

4.5.1. kerntaken

4.5.1.1. werkprocessen

4.5.1.1.1. in verband met competenties

5. Wat is het MBO?

5.1. Verschillende leerlingen

5.1.1. vanaf VMBO

5.1.2. nascholing

5.1.3. ouderen uit het volwassenonderwijs

5.1.4. verschillende niveaus

5.1.4.1. entreeopleiding

5.1.4.1.1. niveau 1

5.1.4.1.2. assistent beroepsoefenaar

5.1.4.1.3. leerlingen zonder vmbo diploma

5.1.4.2. niveau 2

5.1.4.2.1. medewerker / basisberoepsoefenaar

5.1.4.2.2. 2/3 jaar

5.1.4.3. niveau 3

5.1.4.3.1. zelfstandig medewerker / beroepsbeoefenaar

5.1.4.3.2. 2/3 jaar

5.1.4.4. niveau 4

5.1.4.4.1. middenkaderfuntionaris / beroepsoefenaar

5.1.4.4.2. toegang tot HBO hierna mogelijk

5.1.4.5. specialistenopleiding

5.1.4.5.1. na niveau 3

5.1.4.5.2. verdieping

5.1.4.6. niet alle opleidingen op iedere niveau!!

5.2. verschillende MBO scholen

5.2.1. ROC's

5.2.1.1. breed opleidingsaanbod

5.2.1.2. verschillende beroepssectoren

5.2.2. AOC's

5.2.2.1. groene sector

5.2.2.1.1. bv: Hoevenier

5.2.3. Vakscholen

5.2.3.1. opleidingen op bijzonder beroepsveld

5.2.3.1.1. luchthaven

5.3. educatief parnetschap

5.3.1. ouders en scholen verantwoordelijk voor de leerling

5.3.2. ouders betrokken bij onderwijs van hun kinderen

5.4. Opleidingen

5.4.1. BBL

5.4.1.1. 4 dagen werken , 1 dag school

5.4.2. BOL

5.4.2.1. verschil leerling/ deelnemer

5.4.2.1.1. leerling

5.4.2.1.2. deelnemer

5.4.2.2. lopen stage, maar ook meerdere dagen onderwijs

5.5. opbouw MBO

5.5.1. basisdeel

6. Welke rol speelt Duits op het ROC Nijmegen?

6.1. opleidingssectoren

6.1.1. Handel en economie

6.1.1.1. Duitsland groot handelspartner van NL

6.1.2. toerisme

6.1.2.1. Veel touristen uit Duitsland

6.1.2.2. veel Nederlanders naar Duitstalig land op vakantie

6.1.3. horeaca

6.1.3.1. touristen uit Duitsland

6.1.3.1.1. gastvrij zijn door taal te spreken

6.1.4. recreatie

6.1.5. vreemde talen een verplicht onderdeel in deze sectoren

6.2. grensregio

6.2.1. baan in Duitsland

6.2.2. Klanten uit Duitsland in Nederland

6.2.2.1. klanten wil je behouden

6.2.2.1.1. spreek de taal!

6.3. kies een beroep uit de sector "Travel, leisure & hospitality. Formuleer 12 leerdoelen

6.3.1. reizen

6.3.1.1. De student kan iemand begroeten in het Duits.

6.3.1.2. De student kan iemand gedag zeggen in het Duits

6.3.1.3. De student kan standard formulieren in het Duits invullen.

6.3.1.4. De student kent het verschil tussen du en Sie en kan dit correct toepassen.

6.3.1.5. De student kent compensatiestrategiën en kan deze gebruiken bij het communiceren in de vreemde taal

6.3.1.6. De student kan een reservering maken

6.3.1.7. De student kent de Duitse getallen en kan deze toepassen.

6.3.1.8. De student kent de construtie van het weergeven van een datum op papier en kan deze toepassen.

6.3.1.9. De student kan een afpsraak maken.

6.3.1.10. De student kan op een eenvoudige klachtenbrief reageren.

6.3.1.11. De verschillende omgangsnormen tussen de moedertaal en de vreemdetaal

6.3.1.12. De student kent de basisbegrippen rondom het thema reizen en vakantie.