Wervelkolom

Mindmap wervelkolom gerelateerde aandoeningen

Jetzt loslegen. Gratis!
oder registrieren mit Ihrer E-Mail-Adresse
Wervelkolom von Mind Map: Wervelkolom

1. Cervicaal

1.1. Trauma

1.1.1. Whiplash

1.1.1.1. Graad 0

1.1.1.1.1. Geen symptomen nek, geen objectieve afwijkingen

1.1.1.2. Graad 1

1.1.1.2.1. Pijn, stijfheid en gevoeligheid, geen objectieve afwijkingen

1.1.1.3. Graad 2

1.1.1.3.1. Nekklachten en andere houdings- en bewegingsklachten

1.1.1.4. Graad 3

1.1.1.4.1. Nekklachten en neurologische uitvalsverschijnselen

1.1.1.5. Graad 4

1.1.1.5.1. Nekklachten en fracturen/dislocaties

1.2. Artrogeen

1.2.1. Degeneratief

1.2.1.1. Artrose

1.2.1.1.1. Hoge leeftijd, zwaar fysiek werk, v>m

1.2.1.2. stenose

1.2.2. Spondylosis

1.2.2.1. Ook wel; disc degeneratie, segmentale instabiliteit, hypertrofische artritis, arthrosis

1.2.2.1.1. Verlies mechanische integriteit Cx, leidend tot instabiliteit, uiteindelijk tot zenuw of ruggenmerg compressie door stenose van het foramen intervertebrale.

1.2.2.1.2. Pijn, beperkte ROM, verkorting van de nek, stijfheid, evt. radiculaire symptomen, pijn wordt vaak aangegeven in nek of schouder.

1.2.3. Osteoartritis

1.2.3.1. Degeneratie

1.2.3.1.1. Latere stage van spondylosis

1.2.4. Facet joint syndroom

1.2.4.1. Spierkramp, pijn, ROM veranderd

1.2.4.1.1. Disc degeneratie of trauma. Mechanische belasting facet joints wordt verhoogd. Kan een voorteken zijn van artrose van de facet joints.

1.2.5. Cervicale anomalies

1.2.5.1. Klippen Feil

1.2.5.1.1. Korte nek, lage haarlijn achter, beperkte ROM

1.2.5.2. Cervical ribs

1.2.5.2.1. Plexus brachialis symptomen, zenuwsymptomen C7, C8 en T1, arterie compressie

1.3. Myogeen

1.3.1. Hypertrofie

1.3.2. Actieve instabiliteit

1.3.2.1. Nekzwakte, ROM, nekpijn, spierspasme, atrofie, hoofdpijn

1.3.2.1.1. Gevolg van trauma

1.3.2.2. Multifidus, intertransversarii, longissimus

1.3.3. Torticollis

1.3.3.1. Acuut

1.3.3.1.1. Gevolg trauma of spier strain, soms door ademhalingskanaal infectie, virale infectie, slechte houding, gehoorproblemen, facetgewricht, dislocatie, tumoren.

1.3.3.2. Congenitaal

1.3.3.2.1. Verkorting sternocleidomastoideus. Ischemische veranderingen spieren.

1.3.3.3. Neurologisch

1.4. Neurogeen

1.4.1. Radiculopathie

1.4.1.1. Plexus brachialis

1.5. Discogeen

1.5.1. Hernia

1.5.1.1. Man, 30 jaar, C5-C6 of C6-C7 meest voorkomend.

1.5.1.2. Pijn, ROM functioneel, dermatoompatroon zenuw

1.5.1.3. 4 soorten

1.5.1.3.1. Protrusion

1.5.1.3.2. Proplapse

1.5.1.3.3. Extrusion (vezels anulus geruptuurd)

1.5.1.3.4. Sequestration (nucleus komt naar buiten)

1.6. Ligamenten

1.6.1. Passieve instabiliteit

1.6.1.1. Nekzwakte, ROM, nekpijn, spierspasme, atrofie, hoofdpijn

1.6.1.1.1. Reumatoïde artrits, Down syndroom

1.6.1.1.2. Gevolg van trauma

1.7. Vasculair

1.7.1. Vertebrobasilair artery insufficiency

1.7.1.1. 5D's, 3N's, 1A

1.8. Overig

1.8.1. Spinale stenose

1.8.1.1. Zeldzaam in Cx, behalve secundair als degeneratie of trauma

1.8.1.1.1. Compressie ruggenmerg, eenzijdig of bilaterale neurologische verschijnselen

1.8.2. Cervicale myeolopathie

1.8.2.1. Compressie ruggenmerg door stenose, spondylosis, hernia of trauma.

1.8.2.1.1. Na middelbare leeftijd. Progressief.

1.8.2.2. 5D's, 3N's, 1A

1.8.3. Thoracic outlet syndroom

1.8.3.1. 3 poorten

1.8.3.1.1. Coraco-thoracale pectorale poort

1.8.3.1.2. Costo-claviculaire poort

1.8.3.1.3. Scalenuspoort

1.8.3.2. Vermoeid gevoel, koude arm/hand, gezwollen, bleek, pijn, zwakkere hartslag, tintelingen, prikkelingen, doof gevoel, krachtsverlies

1.8.3.3. Neurogeen

1.8.3.4. Myogeen

1.9. hoofdpijn

1.9.1. Spanningshoofdpijn

1.9.1.1. Bilateraal

1.9.1.1.1. Psychosociaal

1.9.1.1.2. Aangezichtsspieren

1.9.2. Cervicogene hoofdpijn

1.9.2.1. Unilateraal

1.9.2.1.1. Betrokken: musculoskeletaal (nociceptief), sensorische zenuwen/wortels (neuropatisch)

1.10. Jong

1.10.1. Mechanisch en myogeen

1.10.1.1. Ligament sprain of spier strain

1.11. Oud

1.11.1. Cervicale spondylosis (disc degeneratie), spinale stenose of facet syndroom

1.12. Injuries

1.12.1. Cervicoencephalic (bovenste Cx)

1.12.1.1. Betrekking van hersenen, hersenstam en ruggenmerg

1.12.1.1.1. Symptomen (cognitieve, sympathetic, vasculaire disfunctie); hoofdpijn, vermoeidheid, hoogtevrees, slechte concentratie, moeite met licht

1.12.2. Cervicobrachial (C3 tm C7)

1.12.2.1. Pijn in bovenste extremiteiten, nekpijn, stijfheid, beperkte ROM. Ongunstige tekenen: paresthesieën, spierzwakte, radiculaire symptomen, neurologische zwakte

1.12.2.1.1. Centraal

1.12.2.1.2. Perifeer

2. Thoracaal

2.1. Trauma

2.1.1. Fractuur

2.1.1.1. Thx

2.1.1.1.1. Fracturen van de corpus vertebralis

2.1.1.2. Ribben

2.1.1.2.1. Mogelijk vervorming/ trapje te zien

2.1.2. Ribcontusie

2.2. Artrogeen

2.2.1. Degeneratief

2.2.1.1. Artrose

2.2.1.2. Thoracale kanaalstenose

2.2.1.2.1. Degeneratieve veranderingen in de facetgewrichten en de intervertebrale discus kunnen zorgen voor een verkleining van het spinale kanaal en leiden tot compressie

2.2.1.3. Osteoporose

2.2.1.3.1. Kan leiden tot inzakkingsfractuur, komt vooral voor op Th12-L1

2.2.1.4. Arthritis van de thoracale facetgewrichten

2.2.1.4.1. Treft meestal niveaus C7-Th1, Th3-Th5 en Th11-L1

2.2.1.4.2. Klachten zijn vaak eenzijdig en er is sprake van lokale paravertebrale pijn

2.2.1.4.3. Pijn bij actieve en/of passieve rotatie naar of van de pijnlijke kant

2.2.1.4.4. PA druk op de processus spinosis veroorzaakt pijn bij de twee opeenvolgende presessus spinosii, wat het niveau aangeeft

2.2.2. Ribben

2.2.2.1. Costochondritis

2.2.2.1.1. Ontsteking van kraakbeen aan voor- of achterzijde zonder aanwezigheid van zwelling

2.2.2.2. Syndroom van Tietze

2.2.2.2.1. Ontsteking van kraakbeen aan voorzijde met aanwezigheid van zwelling

2.2.2.3. Rib-tip syndroom/costo-iliacaal syndroom

2.2.2.3.1. Het distale uiteinde van de 11e of 12e rib komt tegen de bekkenkan aan door toenemen van thoracolumbale scoliose op basis van leeftijd of osteoporose

2.2.2.3.2. Klachten worden geprovoceerd door lang zitten en staan, romprotatie en lopen.

2.2.2.3.3. Pijn is éénzijdig of dubbelzijdig gelokaliseerd

2.2.3. Spondylolyse

2.2.3.1. Verbinding tussen wervellichaam en wervelboog is niet meer intact (pars interarticularis), waardoor de er wervelafglijding ontstaat

2.2.3.2. Kan genetische afwijking zijn of optreden als gevolg van een stressfractuur

2.2.3.3. Komt vooral voor in L5

2.3. Myogeen

2.3.1. Actieve instabiliteit

2.3.2. Myalgie

2.4. Neurogeen

2.4.1. Intercostaal neuralgie

2.4.1.1. Pijn die veroorzaakt wordt door een beschadiging of verminderde functie van 1 of meerder intercostaal zenuwen.

2.4.1.2. Pijn is te voelen als een smalle band die vanaf de rug rondom de borstkas loopt, meestal aan één kant.

2.4.1.3. Pijn kan schietend, scherp en continu en/of aanvalsgewijs aanwezig zijn. Huid kan dof aanvoelen

2.4.1.3.1. Pijnklachten worden verergerd door bukken, hoesten of (diep) ademhalen

2.4.1.4. Oorzaken kunnen zijn: operatie (waarbij zenuwen zijn beschadigd), gordelroos, tumoren, tuberculose en ontsteking onder het diafragma of bij de nier

2.5. Discogeen

2.5.1. HNP

2.5.1.1. Meeste thoracale hernia's komen voor tussen Th7 en Th12

2.6. Vasculair

2.7. Deformiteiten

2.7.1. Scoliose

2.7.1.1. Laterale kromming van de wervelkolom >10 graden

2.7.1.1.1. Als gevolg van veroudering of spier- of zenuwaandoening

2.7.1.1.2. Structurele scoliose

2.7.1.1.3. Niet-structurele scoliose

2.7.2. Ziekte van Scheuermann/ osteochondrosis juvenilis dorsi

2.7.2.1. Hyperkyfose Thx

2.7.2.2. Groeistoornis die bij geboorte al aanwezig is. Eerste klachten komen vaak aan het licht op 12-18 jarige leeftijd.

2.7.3. Hyperkyfose bij ouderen

2.7.3.1. Komt voor bij 20-40% van de ouderen

2.7.3.2. In de meeste gevallen geen pijnklachten

2.7.3.3. In sommige gevallen meer risico op vertebrale fracturen

2.7.4. Paget's disease

2.7.4.1. Botziekte waarbij er verdikking en vervorming van het aangetaste bot optreedt

2.7.4.2. Wordt veroorzaakt door hyperactieve osteoclasten en osteoblasten waardoor er vorming van ongeorganiseerd nieuw bot ontstaat

2.7.4.3. Het treft 3% van de bevolking boven de 40 jaar, komt iets vaker bij mannen voor.

2.7.4.4. 60% komt voor in de Lx, 45% in de Thx en 15% in de Cx. Het kan ook voor komen in schedel, heiligbeen, bekken en dijbeen.

2.8. Spinale infecties

2.8.1. Vertebrale tuberculose/ Pott's disease

2.8.1.1. Komt het meeste voor bij de lage thoracale en hoge lumbale wervelkolom

2.8.1.2. Gevolg van een hematogene verspreiding vanuit primaire organen (long of urinewegen)

2.8.1.3. Het beïnvloed het wervellichaam

2.8.1.4. Er kan verspreiding voorkomen naar aangrenzende structuren (tussenwervelschijven, spieren en ligamenten)

2.8.1.5. Er kan zich een paravertebraal abscess vormen

2.8.1.6. Komt vooral voor bij kinderen en jongvolwassenen

2.8.2. Spondylodiscitis

2.8.2.1. Intervertebrale disc infectie

2.8.3. Spondylitis

2.8.3.1. Facet van een wervel en/of het gehele corpus is geïnfecteerd

2.8.4. Bacteriële facet artritis

2.9. Overig

2.9.1. Tumoren Thx

2.9.1.1. Intraspinaal

2.9.1.1.1. Bevinden zich in het spinale kanaal

2.9.1.2. Extraspinaal

2.9.1.2.1. Benige delen vertebrae

2.9.2. Posturaal syndroom

2.9.2.1. Rugklachten worden veroorzaakt door een slechte/ verkeerder houding

2.9.2.2. Er is geen sprake van weefselschade

3. Coccygis

3.1. Coccygodyne

3.1.1. Vaak door trauma

3.1.2. Ook door bevalling

3.1.3. Kan ook idiomatisch zijn, wel relatie met hoog BMI

3.1.4. Veelal pijn tijdens zitten of fietsen met directe druk

3.1.5. Pijn vaak te provoceren door palpatie/manuele mobilisatie

3.1.6. Komt relatief vaak voor, wordt vaak gemist of niets op uit gedaan

4. ouderen

4.1. osteoporose

4.2. artrose

4.3. kanker

5. kind

5.1. Scoliose

5.1.1. Zijdelingse verkromming van de wervelkolom

5.2. Ziekte van Scheuermann

5.2.1. Groeistoornis één of meer borstwervels

5.2.1.1. Problemen latere leeftijd door scheefstand: pijn, vermoeidheid, moeite met ademhalen en stijfheid.

5.3. Torticollis

5.3.1. Scheefstand van de hals

5.4. Rigid spine syndroom

5.4.1. Aangeboren stijfheid wervelkolom, wat leidt tot bewegingsbeperkingen in de nek en wervelkolom

5.5. Spina bifida

5.5.1. Ontwikkelingsstoornis wervelkolom en ruggenmerg, leidend tot neurologische problemen

5.6. Klippen feil

5.6.1. Twee of meerdere nekwervels die aan elkaar vastgegroeid zijn

5.7. Arnold Chiari Malformation

5.7.1. Aangeboren afwijkende ligging van de hersenen

5.7.1.1. Nek- en hoofdpijn, problemen met slikken, balansstoornissen, duizeligheid, ademhalingsproblemen, luchtweginfecties, problemen met bewegen/gevoel armen, spasticiteit benen, urineren/ontlasting, problemen met zien, waterhoofd, syringomyelie, sociliose, botafwijkingen

5.8. KISS-syndroom > KIDD-syndroom

5.8.1. Assymetrie in de nekwervels

6. (jong)volwassene

6.1. Bechterew

6.2. Morbus Forestier

7. Lumbaal

7.1. Trauma

7.1.1. Fractuur

7.1.1.1. Lx

7.1.1.1.1. Komt voornamelijk voor bij langdurig gebruik corticosteroïden en osteoperotische veranderingen

7.1.1.1.2. Closed-fist-percussion test en heel-drop test

7.1.1.2. Heup

7.1.1.2.1. Komt voornamelijk voor bij langdurig gebruik corticosteroïden en osteoperotische veranderingen

7.1.1.2.2. As-druk bijzonder pijnlijk, (bijna) niet op kunnen staan

7.1.2. Neurogene problematiek

7.1.2.1. Beschadiging myelum

7.1.2.2. Uitvalsverschijnselen

7.1.2.2.1. Motorisch

7.1.2.2.2. Sensorisch

7.1.2.2.3. Eerste fase slappe parsen, daarna spastisch

7.1.2.3. Direct verwijzen!

7.2. Atrogeen

7.2.1. Artrose

7.2.1.1. Ochtendstijfheid

7.2.1.2. Meestal ten gevolge van discus die afneemt in volume

7.2.1.3. Spondylartrose of facetartrose

7.2.1.4. Word beter met bewegen

7.2.2. Blokkade

7.2.2.1. Geen schade of iets in die trant

7.3. Myogeen

7.3.1. Hypertonie m. piriformis

7.3.1.1. Piriformis syndroom

7.3.1.1.1. N. ischiadicus irritatie

7.3.1.1.2. Pseudo-radiculair

7.3.1.1.3. Pijn in de biel, diep

7.3.2. Local - global imbalance

7.3.3. Myalgie

7.3.3.1. Spierpijn

7.3.3.2. Disuse

7.3.3.3. Overbelasting

7.3.3.4. Zeldzame gevallen door spierziekte

7.3.3.5. "Vastgelopen lade"

7.3.3.6. Dèfense musculaire

7.3.4. Hypertonie m. ilipsoas

7.3.4.1. Verhoogde intra-articulaire druk

7.3.4.2. Lumbaal pijn

7.3.4.3. Pijn erger tijdens houdingen 'rechtop'

7.3.5. Hypertonie m. quadratus lumborum

7.3.5.1. Diepe pijn in rug

7.3.5.2. Te provoceren door (indirecte) palpatie

7.4. Neurogeen

7.4.1. N. ischiadicus

7.4.1.1. Piriformis syndroom

7.4.1.1.1. N. ischiadicus irritatie

7.4.1.1.2. Pseudo-radiculair

7.4.1.1.3. Pijn in de biel, diep

7.4.1.1.4. Uitstraling achterkant been

7.4.1.2. Ischias

7.4.1.2.1. Pijn in onder rug

7.4.1.2.2. Uitstraling been

7.4.1.2.3. Pijn erger tijdens beweging

7.4.1.2.4. Zelfde kenmerken als HNP

7.4.1.2.5. Zwangerschapsischias

7.4.1.2.6. Kan biomedische oorzaak hebben

7.4.2. Neurogene claudicatio

7.4.2.1. Lijkt op claudicatio intermittens; doof, zwaar gevoel in benen

7.4.2.2. Vooral tussen 60-80 jaar

7.4.2.3. Erger tijdens staan en lopen, minder tijdens flexie

7.4.2.4. Oorzaak doorgaans kanaalstenose

7.4.2.5. Contact opnemen met HA

7.4.3. Cauda equina syndroom

7.4.3.1. Pijn onderrug

7.4.3.2. Blaasproblemen

7.4.3.3. Motorische uitval onderste extrimetiet

7.4.3.4. Impotentie

7.4.3.5. Incontinentie

7.4.3.6. Verminderd gevoel tijdens urineren

7.4.3.7. Rijbroek anesthesie

7.4.3.8. Beknelling zenuwwortels onder L2

7.4.4. Prikkeling zenuw(wortel)

7.4.4.1. Foramen intervertebrale

7.4.4.1.1. Dura prikkeling

7.4.4.2. Cauda equina

7.4.4.2.1. Pijn onderrug

7.4.4.2.2. Blaasproblemen

7.4.4.2.3. Motorische uitval onderste extrimetiet

7.4.4.2.4. Impotentie

7.4.4.2.5. Incontinentie

7.4.4.2.6. Verminderd gevoel tijdens urineren

7.4.4.2.7. Rijbroek anesthesie

7.4.4.2.8. Beknelling zenuwwortels onder L2

7.4.4.3. HNP

7.4.4.3.1. Dura prikkeling

7.4.4.3.2. Zenuwwortel prikkeling

7.4.4.3.3. Radiculaire pijn

7.4.4.3.4. Radiculopathie

7.4.5. Radiculair syndroom

7.4.5.1. Allerlei oorzaken, meestal HNP

7.5. Bij afname discus volume, ook afname van passieve krachtsluiting door ligamenten

7.6. Discogeen

7.6.1. HNP

7.6.1.1. Dura prikkeling

7.6.1.2. Zenuwwortel prikkeling

7.6.1.3. Radiculaire pijn

7.6.1.4. Radiculopathie

7.6.2. Degeneratie

7.6.2.1. Normaal tijdens veroudering

7.6.2.2. Startpijn

7.6.2.3. Lijdt tot artrose vaak

7.6.2.4. Kan lijden tot verminderde passieve krachtsluiting

7.6.3. Spit/Lumbago

7.6.3.1. Onduidelijkheid in literatuur; scheurtje discus?

7.6.3.2. Acuut

7.6.3.3. Meestal binnen paar dagen over

7.6.3.4. Hevige pijn bij plotselinge beweging

7.6.3.5. Te vergelijken met door de enkel gaan

7.6.4. Spondylodiscitis

7.6.4.1. Ontsteking

7.6.4.2. Vaak ten gevolge van medische ingreep

7.7. Ligamenten

7.7.1. Passieve instabiliteit

7.7.1.1. Instabiel gevoel vanuit patiënt

7.7.1.2. Neemt af naarmate leeftijd vordert

7.7.1.3. Vaak meer pijn bij langdurig zitten, staan, lopen, et cetera

7.7.1.4. Hoge spierspanning?

7.8. Algemeen

7.8.1. A-specifieke lage rugpijn

7.8.1.1. In 90% van de gevallen

7.8.1.2. Geen aanwijsbare oorzaak

7.8.1.3. Vaak eerste episode >20 en <55 jaar

7.8.1.4. Pijn in lumbosacrale en/of gluteala regio, mogelijk uitstraling naar been

7.8.1.5. Indeling fases

7.8.1.5.1. Acuut (0-6 weken)

7.8.1.5.2. Subacuut (6-12 weken)

7.8.1.5.3. Chronisch (>12 weken)

7.8.1.6. Natuurlijk beloop gunstig

7.8.1.7. Biopsychosociaal

7.8.1.8. Profielen

7.8.1.8.1. 1

7.8.1.8.2. 2

7.8.1.8.3. 3

7.8.2. Specifieke lage rugpijn

7.8.2.1. Aanwezigheid rode vlaggen

7.8.2.2. Aanwijsbare oorzaak

7.8.2.3. Afhankelijk van ernst contact opnemen met verwijzer of direct verwijzen

7.8.3. Kanaalstenose

7.8.3.1. Allerlei oorzaken

7.8.3.1.1. Maligniteit

7.8.3.1.2. Artrose

7.8.3.1.3. Spondylolysis/listhesis

7.8.3.1.4. Als gevolg van operatie --> littekenvorming

7.8.3.2. Neurogene claudicatio

7.8.3.3. Cauda equina syndroom

7.8.4. Osteoperose

7.8.4.1. Meestal vrouwen, >65 jaar

7.8.4.2. Corticosteroïden gebruik

7.8.4.3. Laag lichaamsgewicht

7.8.4.4. Postuurverandering (versterkte thoracale kyfose)

7.8.4.5. Lengtevermindering

7.8.5. Inflammatoir

7.8.5.1. Morbus Bechterew

7.8.5.1.1. Ontstaan voor 45e levensjaar, meestal jonger

7.8.5.1.2. Klachtenduur > 3 maanden (dagelijks)

7.8.5.1.3. Geleidelijk ontstaan

7.8.5.1.4. Minder pijn en stijfheid bij bewegen

7.8.5.1.5. Verbetering met NSAID's

7.8.5.1.6. Enthesitis (hiel?)

7.8.5.1.7. Progressief

7.8.5.1.8. Minder beweeglijkheid lumbaal

7.8.6. Maligniteit

7.8.6.1. Tumor/metastase

7.8.6.1.1. Kanker in voorgeschiedenis

7.8.6.1.2. Leeftijd >50 jaar

7.8.6.1.3. Algehele malaise

7.8.6.1.4. Onverklaard gewichtsverlies

7.8.6.1.5. Continue pijn / nachtelijke pijn

7.8.6.1.6. Direct verwijzen!

7.8.7. Spondylolisthesis

7.8.7.1. Begin rugpijn voor 20e levensjaar

7.8.7.2. Palpabel trapje in verloop van processus spinosi lumbaal

7.8.7.3. Neurologische uitvalsverschijnselen

7.8.7.4. Ontstaat door spondylolysis

7.8.7.5. Meestal laag lumbaal

7.8.7.6. Kan door trauma ontstaan

7.8.7.7. Meestal asymptotisch

7.8.8. Fibromyalgie

7.8.8.1. Langer dan 3 maanden pijn

7.8.8.1.1. In minimaal 3 lichaamsregio's

7.8.8.2. Tenderpoints?

7.8.8.2.1. Vragenlijst?

7.8.8.3. Slaapstoornissen / vermoeidheid

7.8.8.4. Ochtendstijfheid

7.8.8.5. Vaker vrouwen dan mannen

7.9. Vasculair

7.9.1. Abdominale aneurysma

7.9.1.1. Kan lage rugpijn veroorzaken

7.9.1.2. Vooral mannen > 60 jaar (vanaf 40 jaar met acute pijn ook rode vlag!)

7.9.1.3. Hart/vaat problematiek

7.9.1.4. Rokers

7.9.1.5. Direct verwijzen!

7.10. Rugklachten met oorzaak elders

7.10.1. Menstruatie

7.10.2. Blaasontsteking

7.10.3. Nierstenen

7.10.4. Darmklachten

8. Sacro-iliacaal

8.1. Morbus Bechterew

8.1.1. Ook wel; axiale spondyloarthritis

8.1.1.1. Reumatische aandoening

8.1.1.2. Ontstaat tussen de 20-30 jaar

8.1.1.3. Ontstekingen gewrichten (SI en WK), meestal beginnend bij SI

8.1.1.3.1. Leidt tot vergroeiingen

8.1.1.3.2. Chronische pijn en stijheid rondom heup, bil en rug

8.1.1.4. Kan gepaard gaan met oogontsteking, ontsteking van pees of peesaanhechting, darm- of huidklachten

8.2. Artritis

8.2.1. Leeftijdgerelateerd

8.2.2. Pijn, (ochtend)stijfheid, moeite met bewegen/opstarten, uitstralende pijn.

8.3. SI-syndroom

8.3.1. Gewrichtsblokkade, hypermobiliteit, letsel/laxiteit van de banden

8.3.1.1. Meestal door trauma, zwangerschap of bindweefselaandoeningen

8.3.2. Pijn in onderrug en de bilregio, meestal iets van het midden

8.3.2.1. Kan uitstralen over het bovenbeen/lies

8.3.2.2. Druk op SI provoceert

8.3.2.3. Lijkt op pijn die in de rug zit

8.3.3. Aanwezig bij lopen, zitten, buigen en draaiende bewegingen

8.3.4. Vaker bij vrouw dan bij man