Zouten

1. een triviale naam kun je afleiden om welke (opgeloste) stof het gaat, is dit een systematische naam

2. de niet- metaalionen zijn negatief, de metaalionen positief

2.1. daarom trekken ze elkaar aan

3. Naamgeving en formules

3.1. Een zout is altijd neutraal samen

3.1.1. Dus voeg net zo lang positieve/negatieve ionen tot het geheel neutraal is

3.1.1.1. 1. bepaal welke ionen in het zout zitten

3.1.1.2. 2. bepaal in welke verhouding de ionen zitten

3.1.1.3. 3. schrijf de formule op m.b.v indexcijfers.

3.1.1.4. 4. de verhoudingsformule wordt zonder ladingen gegeven.

4. Belangrijke Binas tabellen

4.1. 45A: Hoe goed lossen zouten op?

4.2. 65A: vlamkleuren.

5. Ionen

6. Voorbeelden zouten in het dagelijks leven

7. Practica

7.1. Practicum geleiding

8. begrippen

8.1. het oplossen van CaCl2(s) geef je in de oplosvergelijking dan als volgt weer: CaCl2(s) --> Ca2+(aq) + 2 Cl- (aq)

8.1.1. een oplossing van een zout in water noteer je als losse ionen

8.2. een indampvergelijking is het omgekeerde van een oplosvergelijking. Dit geef je als volgt weer:Ca2+(aq) + 2 Cl- (aq) --> CaCl2(s)

9. haakjes gebruik je als er bijv. al CO staat en er moet een 2 achter. als je er dan gewoon een 2 achter zet lijkt het alsof er 2 O'tjes zijn maar er moeten 2 van allebei zijn en dus gebruik je haakjes.

9.1. romeinse cijfers gebruik je als er meerdere ladingen van hetzelfde ion zijn. voorbeelden hiervan zijn: ijzer(II)ion en ijzer(III) ion.

10. zout bestaat uit metaalionen en niet-metaalionen

11. Reactievergelijkingen

12. zouten geleiden alleen in vloeibare vorm of als het opgelost is in water

12.1. Dat komt doordat de ionen dan van elkaar losraken en de elektronen zo vrij kunnen bewegen