ROMANTIEK EN REALISME

Jetzt loslegen. Gratis!
oder registrieren mit Ihrer E-Mail-Adresse
ROMANTIEK EN REALISME von Mind Map: ROMANTIEK EN REALISME

1. REVOLUTIES

1.1. FRANSE REVOLUTIE

1.1.1. ABSOLUTISME

1.1.1.1. LODEWIJK XVI

1.1.1.1.1. ANCIEN REGIME

1.1.1.1.2. ONTHOOFD MET VROUW

1.1.1.2. VOLK IN OPSTAND

1.1.1.2.1. ADEL RECHTEN

1.1.1.3. NAPOLEON BONAPARTE

1.1.1.3.1. MILITAIRE DICTATUUR

1.1.1.3.2. TOENAME NATIONALISME

1.2. AMERIKAANSE REVOLUTIE

1.2.1. VRIJ VAN ENGELAND

1.2.2. DEKOLONISATIE

1.2.2.1. MODERNE DEMOCRATIE

1.3. INDUSTRIËLE REVOLUTIE

1.3.1. RATIONALISME EN NATUURWETENSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN

1.3.1.1. ONTSTAAN INDUSTRIËLE REVOLUTIE

1.3.1.1.1. STOOMBOOT

1.3.1.1.2. STOOMMACHINE

1.3.1.1.3. KAPITALISTISCH SYSTEEM

2. KLASSIEK ROMANTISCH BALLET

2.1. ESCAPISME

2.1.1. ONSTNAPPEN AAN DE WERKLIJKHEID

2.1.1.1.  sprookjes (met daarin de strijd tussen goed en kwaad)  dromen (het bovennatuurlijke)  verre oorden (exotisme)  de natuur (de decors bestaan vrijwel altijd uit bosrijke landschappen)  de geschiedenis van het eigen volk (nationalisme/mythen en legenden van het eigen volk )  de onbereikbare liefde

2.2. KARAKTERS MET KARAKTER EIGENSCHAPPEN

2.2.1. SPITZEN

2.2.1.1. ZWEVEND OVER PODIUM

2.2.1.1.1. POINTE TECHNIEK

2.2.1.1.2. ZWEEFMACHINE

2.3. KENMERKEN ROMANTISCH BALLET

2.3.1.  In de verhalen is er altijd een tegenstelling tussen aard<->bovenaards; realiteit<->fictie te vinden  Liefde, zelfopoffering en de dood spelen een centrale rol  De verhalen spelen zich meestal af in het Europa van de Middeleeuwen of in een vreemde,exotische cultuur  De plaats van handeling bestaat veelal uit een decor van donkere bossen, woeste ravijnen, wilde bergbeken, kastelen, kloosterruines, oosterse tempels, paleizen of onbewoonde eilanden.  De muziek ondersteunt de dansuitvoering en is tevens sterk sfeerbepalend.  Balletten zijn verdeeld in 2 of 4 aktes. Daarbij vertegenwoordigen de aktes 1 en 3 meestal de realiteit (het handelingsballet), terwijl akte 2 en 4 de fantasie of het bovennatuurlijke vertegenwoordigt.  De rol van de ballerina is allesbepalend en overheersend; die van de man wordt ondergeschikter  De halflange witte tutu (ontworpen door Eugène Lany) en het dansen op de pointes (spitzen) worden kenmerkend voor de gedeelten waarbij het bovennatuurlijke een rol speelt (ballet blancs)  In elke acte staat een duet of pas de deux centraal. De pas de deux krijgt zijn karakteristieke vorm: entrée, adagio, variatie I (man), variatie II(vrouw), eventueel gevolgd door variaties III en IV, afgesloten met een coda.

3. THEATER

3.1. NIEUW THEATER

3.1.1.  In de verhalen is er altijd een tegenstelling tussen aard<->bovenaards; realiteit<->fictie te vinden  Liefde, zelfopoffering en de dood spelen een centrale rol  De verhalen spelen zich meestal af in het Europa van de Middeleeuwen of in een vreemde,exotische cultuur  De plaats van handeling bestaat veelal uit een decor van donkere bossen, woeste ravijnen, wilde bergbeken, kastelen, kloosterruines, oosterse tempels, paleizen of onbewoonde eilanden.  De muziek ondersteunt de dansuitvoering en is tevens sterk sfeerbepalend.  Balletten zijn verdeeld in 2 of 4 aktes. Daarbij vertegenwoordigen de aktes 1 en 3 meestal de realiteit (het handelingsballet), terwijl akte 2 en 4 de fantasie of het bovennatuurlijke vertegenwoordigt.  De rol van de ballerina is allesbepalend en overheersend; die van de man wordt ondergeschikter  De halflange witte tutu (ontworpen door Eugène Lany) en het dansen op de pointes (spitzen) worden kenmerkend voor de gedeelten waarbij het bovennatuurlijke een rol speelt (ballet blancs)  In elke acte staat een duet of pas de deux centraal. De pas de deux krijgt zijn karakteristieke vorm: entrée, adagio, variatie I (man), variatie II(vrouw), eventueel gevolgd door variaties III en IV, afgesloten met een coda.

3.2. NATURALISME

3.2.1. OORZAAK EN GEVOLG

3.2.1.1. KUNST MOET VRIJ ZIJN EN NIET GEBONDEN

3.2.1.2. ZOLA WILDE ALLES ZO REALISTISCH MOGELIJK

3.2.1.2.1. MENSEN IN HUN ROL

3.2.1.2.2. DECOR ALS OMGEVING

3.2.1.2.3. ANTOINE GEINSPIREERD

3.2.2. WAGNER

3.2.2.1. NATURALISME, MAAR OOK MYTHES EN SPROOKJES

3.2.2.1.1. SAMENHANG

3.3. TEKST MUZIEK EN RUIMTELIJKHEID

3.4. SYMBOLIEK ACHTER THEATER

3.4.1. “Een object bij naam noemen, dat betekent driekwart van het genot van het gedicht, of anders gesteld het geluk langzamerhand te achterhalen waar het om gaat, opheffen : suggereren, dat is de droom. Dit is het volmaakte gebruik van het raadsel waaruit het symbool bestaat : een object stukje bij beetje oproepen, om een blik op een gemoedstoestand te gunnen, of andersom, een object uitkiezen en er een toestand van de ziel uit afleiden” – Stéphane Mallarmé

4. MUZIEK

4.1. ONTWIKKELINGEN

4.1.1. LEID EEN VERHAAL EN VULT HET AAN

4.1.2. MUZIEK VERTELD VEHRALEN UIT VERLEDEN

4.1.3. PROGRAMMA MUZIEK

4.1.3.1. VERTELD OVER INSPIRATIE BRONNEN UIT ROMATIEK

4.1.4. OPERA

4.1.4.1. SPECTACULAIR MUZIEKSTUK

4.1.4.2. ALLERDAAGSE GEBEURTENISSEN

4.1.5. LIEDEREN CYCLI

4.1.5.1. MUZIEK MET GEDICHT

4.1.5.2. VERTELD VERHAAL IN 3 MIN

4.2. MUSICUS

4.2.1. PROFESSIONALISERING

4.2.2. SOCIALE STATUS

4.3. GENRES

4.3.1. Symfonieën (vooral Mahler – de laat-romantische componist is hiermee erg bekend geworden)  Symfonisch gedicht = een programmatisch orkestwerk in één deel (Liszt)  Concerten: in romantische concerten werden alle klankkleuren van het symfonieorkest benut. Het driedelige schema uit eerdere perioden bleef gehandhaafd.  Soloconcerten (met virtuoze partijen voor de solist) – de piano maar ook de viool waren de favoriete soloinstrumenten.  Pianomuziek, waarbij pianosonates afgewisseld werden met nieuwe genres zoals: de wals, de polonaise, de mazurka, de ballade, de fantasie, de romance, de bagatelle, de impromptu, het capriccio, de prelude en het intermezzo. Componisten van pianomuziek in de Romantiek waren: Chopin, Brahms, Schubert, Schumann, Mendelssohn, Liszt  Kamermuziek, met name Brahms componeerde veel kamermuziek vooral allerlei instrumentencombinaties: een hoorntrio, pianotrio’s, strijkkwartetten enz.  Liederen (Schubert, Liszt)  Opera (Wagner)

5. BEELDENDE KUNST

5.1. NEOCLASSISISME

5.1.1. INGRES

5.1.1.1. TEKENING BELANGRIJKER DAN SFEER

5.1.1.2. ZEER REALISTISCH

5.1.1.2.1. LIJKT BIJNA OP FOTO

5.1.1.2.2. PORTRETTEN

5.1.2. CANOVA

5.1.2.1. BEELDHOUDKUNST

5.1.2.1.1. GLAD

5.1.2.1.2. GEPOLIJST

5.1.2.1.3. FRIVOOL VAN KARAKTER

5.1.3. ETIENNE-LOUIS BOULLÉE & CLAUDE-NICOLAS LEDOUX

5.1.3.1. ARCHITECTUUR

5.1.3.1.1. EENVOUD

5.1.3.1.2. DUIDELIJKHEID

5.2. TEGENREACTIES

5.2.1. CONFLICTEN

5.2.1.1. NIEUWE WEGEN

5.2.1.1.1. KUNSTENAARS WILLEN HUN GEVOEL UITBEELDEB

5.2.1.2. ZOALS HET WAS

5.3. ROMANTIEK

5.3.1. ONTSTAAN

5.3.1.1. LITERATUUR

5.3.1.1.1. VOORBEELDEN INSPIRATIE

5.3.1.1.2. BEELDENDE KUNST

5.3.2. REALISME

5.3.3. IMPRESSIONISME

5.3.4. POINTILISME

5.3.5. POST IMPRESSION ISME

5.3.6. FAUVISME

5.3.7. SYMBOLISME

5.3.8. BEELDHOUDKUNST

5.3.9. SECESSIONISME

5.3.10. ARCHITECTUUR

5.3.10.1. EVEN DIVERS ALS SCHILDERKUNST

5.3.11. FOTOGRAFIE

5.3.11.1. EERSTE FOTO

5.3.11.1.1. MAKKELIJKER VOOR KUNSTENAARS