(GW) T2: HOE GAAT EEN SAMENLEVING OM MET DIVERSITEIT?

Lancez-Vous. C'est gratuit
ou s'inscrire avec votre adresse e-mail
(GW) T2: HOE GAAT EEN SAMENLEVING OM MET DIVERSITEIT? par Mind Map: (GW) T2: HOE GAAT EEN SAMENLEVING OM MET DIVERSITEIT?

1. H2: Breuklijnen in de samenleving

1.1. Conflicten en meningsverschillen kunnen leiden tot scheidingslijn tussen in-groep en out-groep

1.2. Sociale cohesie= de lijm die ons bij elkaar houdt in een s.l.

1.3. Solidariteit = een samenhorigheidsgevoel dat ontstaat tussen groepen obv gemeensch doelstellingen

1.3.1. Conflicten tss groepen w dan opgelost (bv na grote natuurrampen ontstaan er solidariteitsacties)

1.4. Obv tegenstrijdige belangen kunnen conflicten ernstig uit de hand lopen en komt de soc cohesie onder druk te staan

1.4.1. Dit kan aanleiding geven tot breuklijnen die kloven veroorzaken tussen die groepen en de maatschappij

1.4.2. Op soc-econ vlak: klassenconflict bv werkgevers tov werknemers & op gebied van zingeving, taal en cultuur: burgeroorlogen

1.4.3. Dit zijn ernstige conflicten die kunnen leiden tot maatschappelijke instabiliteit

1.5. 1) Van conflict tot breuklijn: verschillende gradaties

1.5.1. Maatschappelijke tegenstellingen (Gaat over 1 specifiek maatschappelijk probleem Voor of tegen GSM op school)

1.5.2. Maatsch scheidingslijnen (Gaat over samenhangend geheel van conflicten Voor of tegen het sluiten van de grenzen in Europa)

1.5.3. Maatsch breuklijnen (= splijting = bedreiging samenleving = verlies aan cohesie bv Breuklijn tussen godsdiensten, Arabische lente)

1.6. 2) Traditionele Belgische breuklijnen

1.6.1. Drie breuklijnen

1.6.1.1. Vlaams-Waalse breuklijn

1.6.1.2. Sociaal-economische breuklijn

1.6.1.3. Religieus-filosofische of levensbeschouwelijke breuklijn

1.7. Deze zijn geïnstitutionaliseerd = er zijn instituties voor opgeroepen om gereguleerd op te treden

1.7.1. Bv de klassenstrijd = institutie: collectieve arbeidsovereenkomsten de rel-fil tot verzuiling en de vla-waalse tot de vlaamse bew

1.7.2. Sporadisch vallen de bl samen, bv koningskwestie in 1950

1.8. 3) Breuklijnen op verschillende domeinen

1.8.1. De kloof tss arm en rijk

1.8.1.1. Wereldwijd probleem

1.8.1.2. Neemt toe door immigratiegolven en en de gevolgen van globalisering

1.8.1.3. Gini-coëfficient (door de Italiaanse statisticus Corrado Gini) = gebruikt sinds 1912 om de soc ong te meten. = in de econ w dit gebruikt als de maat voor inkomensong (0=perfecte gelijkheid, 100= perf ong)

1.8.1.4. 8% vd Belgen leeft lange tijd onder armoedegrens

1.8.1.5. soc verklaringen kenden opmerkelijke evolutie: klassen-> kansarmoede -> soc uitsluiting -> maatsch kwetsing

1.8.1.6. Klassen = arm of rijk had hiermee te maken, middenklasse slorpt deel arbeidersklasse op -> er ontstaat een nieuwe 'onderklasse' waartoe de echte armen behoorden

1.8.1.7. Kansarmoede= mensen met een ongelijke startpositie, meer dan enkel inkomen & cumulatie van risicofactoren Is een statisch begrip met een neg bijklank

1.8.1.8. Belgische situatie: relatief stabiel voor de laatste jaar (het grootst in de VS)

1.8.1.9. Soc uitsluiting: dynamisch (sl uit mensen op een actieve manier uit), zorgt voor vicieuze cirkel

1.9. De kloof tss laag-en hooggeschoolden

1.9.1. Is bij ons supergroot, komt door ons gehanteerde onderwijssysteem + de door de media geïnspireerde levensstijlen

1.9.2. De hiërarchie vd diploma's is het nieuwe stratificatiemechanisme

1.9.3. Redenen voor de groeiende educatieve ong

1.9.3.1. De SES van de lln (socio-econ status) Drie indicatoren spelen mee: a) het hoogst behaalde opleidingsniveau vd moeder b) de gezinstaal c) de financiële middelen Echter gaat het wel om een combinatie vd factoren! Oplossingen: differentiatie (zwaksten helpen en sterken uitdagen) + spreidingsbeleid (meer gemengde scholen)+ kleinere klasgroepen

1.9.3.2. Het onderwijssysteem zelf -> het watervalsysteem = afzakken van aso naar...

2. H1: Samen leven : een noodzaak, geen keuze.

2.1. 1) Beschaving als antwoord op grondproblemen

2.1.1. Gemeenschappelijke grondproblemen (INKELES & LEVINSON, 1954)

2.1.1.1. 1. Verhouding tot gezag = wie is de baas en accepteer ik dat? 2. Verhouding tussen individu en samenleving = wie is het belangrijkste: ik of de groep? 3. Heersende beeld t.o.v. gewenste rollen voor mannen en vrouwen 4. Omgaan met conflicten: agressie en uiten van gevoelens

2.1.2. Culturele hoofddimensies (GEERT HOFSTEDE, 1975)

2.1.2.1. Machtsafstand: klein? Groot? Hoe gaat een cultuur om met ongelijkheid? 2. Collectivisme <-> individualisme 3. Masculiniteit <-> feminiteit: welk gedrag hoort bij welke sekse?4. Onzekerheidsvermijding: van zwak naar sterk.

2.2. 2) Instituties en sociale cohesie

2.2.1. Oplossing gevonden voor grondproblemen -> aanleren van gedrag dat hiermee overeenstemt

2.2.2. Wij worden hulpeloos geboren (eigenlijk een jaar te vroeg geboren)

2.2.2.1. 'Vroeggeboorte' = afhankelijk van onze opvoeders & dus genoodzaakt om samen te leven

2.2.3. Mogelijke problemen ivm kinderzorg -> 'institutie' (als voor een bepaald fundamenteel s.l.probleem een gemeensch gedragspatroon als opl ontstaat)

2.2.4. Deze regelen een aantal universele problemen vh menselijk samenleven door interactiepatronen op te leggen ad s.l.

2.2.4.1. bv.: voortplanting, seks contact, kinderzorg, socialisatie, ontwikkeling/leren, zingeving, verdeling vd macht, soc controle, productie distributie en consumptie van goederen Bijhorende instituties: huwelijk, wetgeving,kinderopvang,gezin, onderwijs,godsdiensten,media,...

2.2.5. VOORDELEN -> zekerheid, rechten en plichten, stabiliteit NADELEN -> weerbarstigheid

2.3. 3) Ideologieën en soc cohesie

2.3.1. Ons denken & handelen w ook bepaald door ideeën

2.3.2. Ideologie = cluster van gelijkaardige ideeën, een samenhangende en afgeronde verzameling van opvattingen en overtuigingen over het samenleven

2.3.2.1. Dogmatisch ingesteld zijn = oplossingen die steunen op een bestaande ideologie en dus voorspelbaar zijn Pragmatisch ingesteld zijn = niet steunend op een...

2.3.2.2. Ideo kunnen algemeen (liberalisme en humanisme) of specifiek zijn (pol veld -> globalisme, econ -> kapitalisme, gebied v zingeving -> katholieke godsdienst, gebied v omgaan met ecologische problemen -> milieuactivisten)

2.3.2.3. Doel v ideo = de bestaande sociale verhoudingen in stand te houden

2.3.2.3.1. Het specifieke mens- en maatschappijbeeld van de ideologie is af te lezen in de samenlevingsopbouw

2.3.2.3.2. Utopieën (Mannheim): ideeën die tot doel hebben nieuwe sociale verhoudingen tot stand te brengen, vaak vanuit het standpunt van de machtelozen.

2.3.2.3.3. Ideologieën zijn vaak gebaseerd op pseudo-wetenschappelijke geschriften