1. Deel 4
1.1. Nifaaq (Huichelarij)
1.1.1. Grote ( Huichelarij in geloofsprincipes)
1.1.1.1. Uiterlijk islam vertonen en ongeloof verbergen
1.1.1.2. Een plek in de laagste verdieping van de Hel
1.1.1.3. Slechte eigenschappen
1.1.1.3.1. Ongeloof
1.1.1.3.2. Spotten met de religie en de moslims
1.1.1.3.3. Beledigen van de gelovigen
1.1.1.3.4. Volledig inspanning en het aanhangen van de ongelovigen om samen met hen de vijandigheid tegen de moslims te delen
1.1.1.4. Macht van de moslims onderuit halen door onder hen te leven
1.1.1.5. Vijandigheid tegen de Islam in iedere vorm
1.1.1.5.1. Verloochenen van de boodschapper
1.1.1.5.2. Gedeeltelijk verloochenen van de boodschap
1.1.1.5.3. Haat en nijd t.o.v. de boodschapper uiten
1.1.1.5.4. Haat en nijd t.o.v. de boodschap waarmee de boodschapper van Allah gezonden is
1.1.1.5.5. Vreugde vertonen , wanneer de macht van de Islaam in de wereld verminderd
1.1.1.5.6. Vijandig opstellen ten opzichte van de overwinningen die de Islaam boekt
1.1.2. Kleine
1.1.2.1. Praktiseren en beoefenen van daden door huichelaars
1.1.2.1.1. 4 Eigenschappen (Hadith)
2. Deel 5
2.1. Werkelijke verklaring van: Al-Djaahielieyyah (onwetendheid), zware zondigheid (Fisq), dwaling en afvalligheid - haar soorten en islamitische rechtspraak erover
2.1.1. Djaahielieyyah (onwetendheid)
2.1.1.1. Levenswijze van de Arabieren voor de komst van de Islaam.
2.1.1.1.1. Onwetend over het bestaan van Allah
2.1.1.1.2. Onwetend over Zijn boodschappers
2.1.1.1.3. Onwetend over de wetten van de religie
2.1.1.1.4. Handelingen
2.1.1.2. Kleine onwetendheid
2.1.1.2.1. Sheikh Al Islaam ibn Taymieyyah heeft gezegd: "Wie de waarheid niet kent, vervalt in kleine ontwetenheid.
2.1.1.3. Totale onwetendheid
2.1.1.3.1. Wanneer men het tegenovergesteld van de waarheid als waarheid ziet, terwijl men weet wat de waarheid is.
2.1.1.4. Soorten
2.1.1.4.1. Onwetendheid in het algemeen
2.1.1.4.2. Onwetendheid voor bep. landen en bep. personen.
2.1.2. Dwaling
2.1.3. Ar-riddah (Afvalligheid)
2.1.3.1. Soorten afvalligheid
2.1.3.1.1. Uitspraak
2.1.3.1.2. Daden
2.1.3.1.3. Verkeerd geloof
2.1.3.1.4. Twijfel
2.1.3.2. Rechtspraak na afvallig persoon
2.1.3.2.1. Kans geven om berouw te tonen
2.1.3.2.2. Niet veroordelen of gebruik maken van bezittingen tijdens de periode van berouw
2.1.3.2.3. Beëindigen van het erfrecht tussen hem en familieleden, zij erven niet van hem en vice versa
2.1.3.2.4. Gestorven of gedood?
2.1.4. Fisq (Zware zondigheid)
2.1.4.1. Taalkundig: een uitvlucht vinden.
2.1.4.2. Betekenis in de shari'ah
2.1.4.2.1. Het vluchten van de gehoorzaamheid aan Allah, gedeeltelijk of geheel.
3. Deel 1
3.1. Dwaling in het menselijk leven
3.1.1. Doel schepping?
3.1.1.1. Hem enkel en alleen aanbidden
3.1.1.1.1. "En ik heb de djinn's en de mens slechts geschapen om Mij te aanbidden. Ik wens geen voorzieningen van hen, en Ik wens niet dat zij Mij voeden. Voorwaar, Allah is de Voorziener, Bezitter van sterke kracht [ Soerat Ad dzaarieyaat - 56-58)
3.1.1.2. Monotheïsme (Tawheed)
3.1.1.2.1. Fietrah (Natuurlijke aanleg) van de mens
3.1.1.2.2. Geboorterecht
3.1.1.2.3. Tijdperk zonder afgoderij?
3.1.2. Afgoderij (Shirk)
3.1.2.1. Innovatie en vernieuwing op dit geboorterecht!
3.1.2.1.1. Door het volk van Noeh (aleyhi salam)
3.1.2.2. Afgodsbeelden in het heilige land?
3.1.2.2.1. 'Amroe ibn Loeh'ay Al Khoezaa'ie
3.1.3. Beïnvloeding door buitenwereld
3.1.3.1. Misleiding Shayateen onder de djinn en de mensen
3.1.3.1.1. "En zo hebben Wij voor iedere Profeet een vijand gemaakt; Satans van onder de mensen en de djinn's, zij fluisteren elkaar fraaie woorden in om (de mensen) te misleiden.
4. Deel 2
4.1. Shirk: deelgenoten toekennen aan Allah
4.1.1. Shirk
4.1.1.1. Soorten
4.1.1.1.1. Grote
4.1.1.1.2. Kleine
4.1.1.2. Gevaren
4.1.1.2.1. Onrechtvaardig t.o.v. Allah subhana wa t'ala
4.1.1.2.2. Geen berouw tonen na plegen van Shirk = Niet vergeven worden
4.1.1.2.3. Paradijs verboden voor degene die Shirk begaan. Eeuwig in het Hellevuur belanden
4.1.1.2.4. Maakt de beloning (hasanaat) van alle verrichte daden vruchteloos
4.1.1.2.5. Krijgt geen bescherming voor zijn leven en eigendommen. (bij een gevecht tussen de moslims en niet moslims)
4.1.1.2.6. Grootste zonde
4.1.1.2.7. Beperking en tevens een gebrek dat men toekent aan Allah de Verhevene, ver Verheven is Hij boven wat zij aan Hem toekennen.
5. Deel 3
5.1. Koefr (Ongeloof)
5.1.1. Taalkundig : bedekken en verbergen
5.1.2. Soorten
5.1.2.1. Grote
5.1.2.1.1. Ongeloof uit ontkenning
5.1.2.1.2. Ongeloof uit hoogmoed en arrogantie
5.1.2.1.3. Ongeloof uit twijfelachtigheid
5.1.2.1.4. Ongeloof uit afkeer tegen het geloof
5.1.2.1.5. Ongeloof uit huichelarij
5.1.2.2. Kleine
5.1.2.2.1. Handelingen