1. De hervormingsbeweging
1.1. Verzet in het westen:
1.1.1. Christenen moeten sober leven, en naastenliefde tonen
1.1.2. De paus leeft in weelde: hoe kan hij een voorbeeld zijn?
1.2. Hervormingsbeweging
1.2.1. Sommige pausen waar vóór en sommige tegen
2. De Investituurstrijd
2.1. Investituur: de plechtigheid van het kiezen en benoemen van een bisschop
2.2. Praktijk: Duitse keizer benoemden een bisschop, en stelde hem ook aan als leenman
2.2.1. Voordeel: celibaat
2.2.2. Geen erfgenaam
2.2.3. Het leen is na zijn dood weer van de keizer
2.3. Investituurstrijd: Gregorius VII: erg felle strijd.
2.3.1. Pausen vóór hervorming streefden naar primaat, en wilden wereldlijke invloed op bisschopsbenoemingen niet
2.4. Duitse koning Hendrik IV bleef bisschoppen benoemen
2.4.1. Paus Gregorius deed hem in de kerkelijke ban
2.4.1.1. Hendriks positie verzwakte
2.4.1.1.1. Hendrik smeekte om vergiffenis, en de ban werd opgeheven
2.4.1.1.2. 1084: Hendrik bezette Rome en zette de paus af en benoemde een nieuwe
2.5. 1122: einde investituurstrijd met het Concordaat van Worms
2.5.1. Paus benoemd bisschop
3. Wereldlijke - geestelijke macht
3.1. Gestelijkheid: bidden voor de zielenheil van de gelovigen
3.2. Adel: bestuurt het land en beschermt de mensen
3.3. Boeren voorzien iedereen van voedsel
4. Geestelijke macht: heerschappij over kerk en gelovigen > de paus
4.1. Paus
4.2. Bisschoppen
4.3. Pastoors
4.4. Kapelaans
5. Wereldlijke macht: bestuursmacht over landen en mensen > keizer
5.1. Keizer
5.2. Koning
5.3. Hertog
5.4. Graaf
6. Oosters Schisma
6.1. 395: West- en Oost-Romeinse Rijk
6.2. Oost-Romeinse Rijk: Byzantijnse Rijk
6.2.1. Missionarissen hadden veel succes op de Balkan en in Rusland
6.2.1.1. Waarom was de paus nog steeds belangrijk, terwijl hij nauwelijks macht meer had?
6.3. 1054: Oosters Schisma
6.3.1. Scheiding West-Europes Kerk (paus) en oostelijke Christenen (Grieks-orthodoxe kerk)