1. Aandachtspunten bij vaardigheid lezen
1.1. Authentieke teksten
1.1.1. oorspronkelijke lay-out
1.1.2. laten meebrengen door leerlingen
1.1.3. verschillende leesniveaus
1.2. Transfer
1.2.1. lezen in andere vakken
1.2.2. leven buiten de school
1.2.3. taalbeleid op school
1.2.4. zelf ervaren dat strategisch lezen efficiënt is
1.3. Uitdagende, interesseverbredende en authentieke teksten
1.3.1. abstractie en complexiteit
1.3.2. lengte
1.3.3. bron
1.3.4. kwaliteit
1.3.5. benadering onderwerp
1.3.6. actualiteit onderwerp
1.4. Kennis van tekststructuur en argumentatieleer
1.4.1. Nood aan realistische opdrachten
1.4.1.1. schema ter samenvatting
1.4.1.2. beoordelen tekst
1.4.1.2.1. betrouwbare bron?
1.4.1.2.2. recent?
1.4.1.2.3. inhoud klopt?
1.4.1.2.4. ...
1.4.1.3. praten over tekst
1.4.1.3.1. inhoud
1.4.1.3.2. opbouw
1.4.1.3.3. aanpak
1.4.1.3.4. gebruikte leesstrategie
1.4.1.4. analyseren en interpreteren zakelijke tekst uit ander vak
1.4.2. tekstonafhankelijke vragen
1.4.3. opdrachten op structurerend en beoordelend niveau
2. Integratie
2.1. Lezen en schrijven
2.1.1. Goed te integreren in taalvaardigheidsonderwijs
2.1.2. Transfer van strategieën naar luisteren en spreken
2.2. Vaardigheden en taalbeschouwing
2.3. ICT
2.3.1. Verbondenheid doelen Informatica - Nederlands
2.3.1.1. ICT gebruiken in authentieke taken?
2.3.1.1.1. Veilige bronnen
2.3.1.1.2. Gericht en efficiënt exploreren
2.3.1.1.3. Gericht en efficiënt interpreteren
2.3.1.1.4. Doelgericht info presenteren
2.3.1.1.5. Document invoeren
2.3.1.1.6. Document structureren
2.3.1.1.7. Document opmaken
2.3.2. Vakoverschrijdende ET mediawijsheid
2.3.2.1. Bewuste en kritische houding
2.3.2.1.1. Naar nieuwe media
2.3.2.1.2. Naar klassieke media
2.3.2.2. Alledaags, informeel en creatief taalgebruik
2.3.2.3. Participatie inde culturele publieke sfeer
2.3.3. Vaardigheid lezen
2.3.3.1. leren omgaan met lezen op verschillende media
2.3.3.1.1. Efficiënte manier info lezen op internet
2.3.3.1.2. => Leesstrategieën aanpassen
2.3.3.1.3. Vertrouwd met specifieke kenmerken internet
2.3.3.1.4. Inzicht leren in structuur websites
3. Evaluatie
3.1. Algemeen
3.1.1. Leerling centraal
3.1.2. Objectiviteit
3.1.3. Transparantie
3.1.4. Normering
3.2. Zakelijk lezen
3.2.1. (1) Kwaliteitsvolle evaluatie
3.2.1.1. Validiteit -> transparantie
3.2.1.2. Integratie andere aspecten taalbeschouwing
3.2.1.3. Antwoordmodel
3.2.1.4. Efficiëntie
3.2.1.5. Variatie
3.2.2. (2) 'alternatieve' evaluatievormen
3.2.2.1. Differentiatie
3.2.2.1.1. Leraar
3.2.2.1.2. Leerling
4. Leerplan Nederlands vvkso 2012/001
4.1. Doelen taalvaardigheden
4.2. Lezen
4.3. LPD 10 + 11
4.4. = ET 19, 20, 21, 22
5. 'Strategisch' taalonderwijs
5.1. = strategieën aanleren voor planning, uitvoering, controle van leerprocessen
5.2. OVUR-strategie
5.2.1. (1) zich oriënteren
5.2.2. (2) voorbereiden
5.2.3. (3) taak uitvoeren
5.2.4. (4) reflecteren op inhoud en uitvoering
5.3. Vaardigheden voor, tijdens en na lezen
5.4. => specifieke wijzen van aanpak
5.4.1. oriënterend
5.4.2. globaal
5.4.3. zoekend
5.4.4. intensief
5.4.5. studerend
5.4.6. kritisch
6. Differentiatie
6.1. Tempo
6.1.1. Begeleid zelfstandig leren
6.1.1.1. Trage lezer tekst op voorhand laten lezen
6.1.1.2. Verplichte en vrije opdrachten -> eigen tempo
6.2. Aanbod
6.2.1. Relevante teksten in studie en leven
6.2.1.1. Handboek van ander vak
6.2.1.2. Eigen tekst meebrengen
6.2.1.3. Duidelijke structuur
6.2.1.4. Uitdagen met interessante maar minder vertrouwde teksten
6.2.2. Aansluiten bij niveau
6.2.2.1. Sterk uiteenlopend binnen klas
6.2.2.2. Uitdagend voor iedere leerling
6.2.2.3. Ondersteunende woordenschat
6.3. Ondersteuning
6.3.1. Taalbeleid
6.3.1.1. Woordenboek voor betekenis moeilijke woorden
6.3.1.2. Stappenplan voor lezen
6.3.1.3. Basisschema voor structureren tekst
6.4. Vragen en opdrachten
6.4.1. Informatie uit tekst ordenen en beoordelen
6.4.1.1. op basis van eigen ervaringen
6.4.1.2. op basis van info uit andere bronnen
6.4.1.3. Structurerend niveau gaat vooraf aan beoordelend
6.4.2. Gesloten opdrachten
6.5. Werkvormen
6.5.1. Zelfstandigheidsdidactiek
6.5.1.1. Begeleid zelfstandig leren
6.5.1.1.1. (1) zelf werken
6.5.1.1.2. (2) zelfstandig werken
6.5.1.1.3. (3) zelfstandig leren
6.5.1.1.4. (4) zelfverantwoordelijk leren
6.5.1.2. Actief leren
6.5.2. Kleinere werkvormen (eigenheid aanspreken)
6.5.2.1. Check-in duo's
6.5.2.1.1. = Antwoorden vergelijken in duo
6.5.2.2. Legpuzzel met basis- en expertengroep
6.5.2.2.1. (1) Informatie individueel verzamelen in basisgroep
6.5.2.2.2. (2) overleg in expertengroep
6.5.2.2.3. (3) verslag uitbrengen in basisgroep
6.5.2.3. Numbered heads
6.5.2.3.1. = Willekeurig nummer geeft antwoord na overleg -> beoordeling voor groep
6.5.2.4. Oefenpartners
6.5.2.4.1. = Partners stellen elkaar vragen over de geleerde stof
6.5.3. Andere werkvormen
6.5.3.1. Contractwerk
6.5.3.1.1. = Groeiproces, zelfstandig aan opdracht werken
6.5.3.2. Hoekenwerk
6.5.3.2.1. = Interne differentiatie, leerlingen 'hoeken' individueel of in kleine groepen
6.5.3.3. Samenwerken leren en werken
6.5.3.3.1. = Groepswerkopdrachten
6.5.3.4. Studiewijzers
6.5.3.4.1. = Leerlingen kiezen mee de leerstof die ze willen uitdiepen
6.6. Evaluatie
6.6.1. Vorm
6.6.1.1. Peerevaluatie
6.6.1.2. co-evaluatie
6.6.2. Breed evalueren
6.6.3. STICORDI-maatregelen
6.6.3.1. Stimuleren
6.6.3.1.1. Begrip tonen
6.6.3.1.2. Problemen erkennen
6.6.3.2. Compenseren
6.6.3.2.1. Meer tijd geven
6.6.3.2.2. Vergroot exemplaar
6.6.3.3. Remediëren
6.6.3.3.1. Gericht oefenen
6.6.3.4. Dispenseren
6.6.3.4.1. Vrijstellen of beperken van voorlezen