1. Soorten films
1.1. Speelfilms (feature films)
1.2. Animatie
1.3. Documentaire
1.4. Televisiefilms
1.5. Korte films
1.6. Speelfilms
2. Soorten
2.1. Mainstream-film
2.1.1. Amerikaanse manier
2.1.2. Breed publiek
2.2. Arthouse
2.2.1. kunstzinnig
2.2.2. internationale markt
2.2.3. Klein budget / publiek
2.3. Kinder & familiefilms
3. Filmdistributie
3.1. Twee catagorien
3.1.1. Major
3.1.1.1. Directe band Hollywood
3.1.1.2. Actief in Nederland
3.1.1.2.1. The Walt Disney Company
3.1.1.2.2. Sony Pictures
3.1.1.2.3. Warner Bros
3.1.1.2.4. Universal Pictures
3.1.2. Independent
3.1.2.1. Te vinden op website NVF
3.1.2.1.1. Nederlandse vereniging filmdistributeurs
3.2. 325 tot 360 films per jaar
3.2.1. 60 tot 80 door major's
3.2.2. Opbrengst circa 220 miljoen euro in box office
3.2.2.1. Box office = aan de kassa
3.3. Acquisitie
3.3.1. distributeur bezoekt filmfestivals
3.3.2. Zoeken naar films als indipendent
3.4. Marketing
3.4.1. Film taxeren
3.4.1.1. Schatten hoeveel omzet
3.4.2. Verhuren aan bioscopen
3.4.2.1. Percentage box office
3.4.2.1.1. Nederland = 40%
3.4.3. Vormen publiciteit
3.4.3.1. Free publicity
3.4.3.1.1. Na aanleiding setbezoek
3.4.3.1.2. interviews
3.4.3.1.3. recensies
3.4.3.2. paid advertising
3.4.3.2.1. Online advertenties
3.4.3.2.2. TV reclame
3.4.3.2.3. Radio spots
3.4.3.3. joint promotions
3.4.3.3.1. Radio prijsvraag actie
3.4.3.3.2. Winkel actieproducten
3.4.4. Sales
3.4.4.1. Film zo lang mogelijk in bioscoop
3.4.4.2. Zo groot mogelijke zalen
3.4.4.3. Bioscoop denkt daar anders over
4. Concurrentie in bioscoop
4.1. geprolongeerde films
4.2. Nobody knows princiepe
4.2.1. Bijna geen sterren cultuur
4.3. Kleine thuismarkt/taalgebied
4.3.1. ability to travel laag
5. Filmproductie
5.1. Rolling Triangle
5.1.1. Scenarioschrijver
5.1.1.1. samenwerking creative producer
5.1.2. Producent
5.1.2.1. afhankelijk of onafhankelijk
5.1.2.2. 3 fases
5.1.2.2.1. Ontwikkeling
5.1.2.2.2. Productie
5.1.2.2.3. Exploitatie
5.1.3. Regisseur
5.2. Overig
5.2.1. Crew
5.2.2. Acteurs
5.2.3. Facilitaire bedrijven
5.2.4. Camera man
5.3. Duur medium
5.3.1. Veel mensen voor nodig
5.4. Budgetteren
5.4.1. Beginfase = globale begroting
5.4.2. Eindfase = definitieve begroting
5.5. Fase
5.5.1. pre-productie
5.5.1.1. acteurs + crewleden bepalen
5.5.1.2. regisseur kiest assistent
5.5.1.3. producent kiest uitvoerend producent
5.5.1.4. Facilitaire benodigdheden besproken
5.5.2. Voorbereiding
5.5.2.1. Locatiebezoek met crewleden
5.5.2.1.1. Inrichting
5.5.2.1.2. geluid
5.5.2.1.3. camera standpunten
5.5.3. Productieperiode
5.5.3.1. Vastgestelde draaidagen
5.5.3.2. Strakke uitvoering
5.5.3.3. Realistische planning
5.5.3.4. Flexibiliteit
5.5.3.4.1. Tegenslagen
5.5.3.5. Callsheet
5.5.3.5.1. Tijd-plaats schema
5.5.3.6. 25-45 draaidagen, budget afhankelijk
5.5.4. Postproductie
5.5.4.1. Digitale afwerking
5.5.4.1.1. Film overbedig
5.5.4.1.2. Harde schijf
5.5.4.2. Editor
5.5.4.2.1. Montage
5.5.4.2.2. Muziek
5.5.4.2.3. Geluidsbewerking
5.5.4.3. Montage klaar
5.5.4.3.1. Overgezet in hoge resolutie
5.5.4.4. Technisch procede
5.5.4.4.1. Look film bepalen
5.5.4.4.2. Kleur
5.5.4.4.3. helderheid
5.5.4.5. regisseur
5.5.4.5.1. nog steeds sturende rol
6. Financiering
6.1. europese films
6.1.1. Lagere economische waarde
6.2. Subsidies
6.2.1. Directe subsidies
6.2.1.1. Nederlands film fonds
6.2.1.2. Media fonds
6.2.1.3. Kostprijs verlagend effect
6.2.1.3.1. productiewaarde verhogend effect
6.2.2. Indirecte subsidies
6.2.2.1. Publieke omroep
6.2.2.2. Exploitatie opbrengsten
6.3. Crowdfunding
6.4. inversteren in film
6.4.1. Downside risk
6.4.2. Upside potential