1. waterbrand en wintergroen
1.1. twee goelieven
1.2. wintergroen uitgehuwelijkt
1.2.1. wintergroen liep weg van haar huwelijk
1.3. waterbrand ging leger in
1.3.1. trok naar de Bohemen
2. wintergroen gevangengenomen
2.1. als cadeau weggegeven
2.1.1. ritmeester wou met haar trouwen
2.2. generaal van de Kroaten helpt haar ritmeester te doden en haar te helpen met vluchten
2.2.1. kwam bij een Duitse knecht
3. Waterbrand en Wintergroen worden herenigd
3.1. Wintergroen stuit op de troepen van Mansfelt waar zij Waterbrand tegenkwam
3.1.1. Belanden weer in een veldslag
3.2. Waterbrand ging met een oorlogsschip weg van uit Gent
3.2.1. Het schip werd geramd door een andere boot, ze moeten in de sloepen om te evacueren
3.3. Ze belanden in Engeland
3.3.1. Waterbrand gaat vanuit Londen terug naar Vlissingen gevaren.
3.3.1.1. Hier ziet hij Wintergroen en zijn kind weer, hij werd in het begin niet herkend.
4. de thuiskomst van Waterbrand en Wintergroen
4.1. Gingen eerst naar Middelburg. Toen naar Veere en daarna Dordrecht. Verder kwamen ze nog in Rotterdam, Delft en Den Haag
4.1.1. Na verloop van tijd kwamen ze aan in Amsterdam en vervolgens naar Friesland.
4.2. Eenmaal aangekomen zagen ze de ouders van Wintergroen leeg geplunderd zijn door soldaten
4.2.1. Waterbrand besluit dat het zo niet kan en gaat bij de VOC werken op een schip da naar West-Indië gaat.
5. wintergroen opzoek naar waterbrand
5.1. in dienst bij een Friese luitenant
5.1.1. daar komt ze waterbrand tegen
5.2. spraken af om te trouwen
5.2.1. luitenant helpt ze
5.3. Waterbrand gevraagd voor vaandrig
6. waterbrand in een veldslag
6.1. Belandt achter de vijanden
6.2. doet alsof hij bij de vijandhoort
6.2.1. zoekt zijn goelieve Wintergroen
6.3. liep bij de Bohemen weer over naar het leger van Mansfelt
6.3.1. werd eerst ontvangen als verrader
7. waterbrand gevangengenomen
7.1. boodschap aan de koning
7.1.1. gevangen
7.2. ontsnapt
7.2.1. dwaalde lang rond
7.3. opdracht afmaken
7.3.1. belonging gekregen