1. Remmen
1.1. Dalen van temperatuur
1.1.1. Koelen
1.1.1.1. Koelkast
1.1.1.1.1. Voedingsmiddelen bewaren tussen 3°C en 7°C
1.1.1.2. Diepvriezen
1.1.1.2.1. Voedingsmiddelen bewaren tussen -18°C
1.2. Verlagen watergehalte
1.2.1. Drogen met warmte
1.2.1.1. Bv: groenten, fruit (koude lucht) melkpoeder (wals drogen) saromapudding (spraydrogen)
1.2.2. Drogen met koud
1.2.2.1. Bv: vis bij de eskimo's -> stokvis (koude lucht) vacuüm -> groenten (magnetron) fruit (vriesdrogen
1.2.3. Toevoegen van suiker
1.2.3.1. Het vrije water gaat zich binden waardoor er geen vocht meer is Bv: confituur
1.2.4. Toevoegen van zout
1.2.4.1. Het zout onttrekt water uit de MO waardoor ze niet functioneren (pekelen) Bv: vlees, vis
1.3. Verwijderen zuurstof
1.3.1. Vacuüm verpakken
1.3.1.1. De voeding komt niet meer in contact mer zuurstof Bv: kaas, nootjes, koffie
1.3.2. Gasverpakken
1.3.2.1. De aërobe MO zich niet verder kunnen ontwikkelen. Bv: sla METHODE 1: De voeding komt in contact met gas om zo zuurstof te verdrijven METHODE 2: De voeding wordt eerst vacuüm en daarna pompen ze gasmengsel
1.4. Veranderen van zuurtegraad
1.4.1. Men gaat zuren toepassen zoals: melkzuur, appelzuur, ... . De bedoeling is dat de MO gaat remmen. Bv: alcohol
1.5. Toevoegen van anti-microbiële werking
1.5.1. Roken
1.5.1.1. De houdbaarheidsdatum wordt verlengd Bv: vis
1.6. Toevoegen van alcohol
1.6.1. Vruchten worden in combinatie met suiker toegevoegd. Bv: kriekjes in blik
2. Doden
2.1. Pasteuriseren
2.1.1. De producten worden verhit tot 70°C à 90°C en daarna snel afkoelen. Bv: kaas
2.2. Steriliseren
2.2.1. Het product wordt verhit boven de 100°C. Hierdoor gaan de sporen en MO dood. Bv: perzik in blik
2.3. UHT
2.3.1. (Ultra High Temperature) er gaat stoom tot 140°C op het product Bv: melk
2.4. Stralen
2.4.1. Er gaat gamma-, röntgen- en elektrostralen door de voeding. Bv: kruiden (tijm)
3. Elimineren
3.1. Filteren
3.1.1. Vloeibare producten filteren, ongewenste materiaal wordt verwijdert Bv: koffie
3.2. Centrifugeren
3.2.1. Droogzwieren, het MO word gescheiden van de vloeistof Bv: sla met een sla.
4. Stimuleren
4.1. Fermenteren
4.1.1. MO laten inwerken op een voedingsmiddel Bv: yoghurt, wijn, azijn. Hierbij verandert meestal de smaak, geur en kleur.