6.2 Wie heeft de macht?

Começar. É Gratuito
ou inscrever-se com seu endereço de e-mail
6.2 Wie heeft de macht? por Mind Map: 6.2 Wie heeft de macht?

1. Hoe ontstond uit de strijd tussen de koning en het parlement in Engeland de eerste monarchie?

1.1. Glorius Revolution

1.1.1. In 1688 viel Willem III Engeland binnen. Na vijftien weken vluchtte de Engelse koning naar Frankrijk. Na onderhandelingen tussen het parlement en de stadhouder van de Republiek werden William III en Mary II koning en koningin van Engeland, Ierland en Schotland.

1.1.1.1. Engeland werd omgevormd tot de eerste constitutionele monarchie, een koninkrijk waarin de macht van de koning is vastgelegd in de grondwet.

2. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de staatsinrichtingen van de Republiek, van Frankrijk en van Engeland?

2.1. Overeenkomsten

2.1.1. Je hebt bij alle landen nog mensen van adel

2.1.2. Er is veel verschuiving van macht

2.2. Verschillen

2.2.1. Republiek heeft gewesten en geen koning meer

2.2.2. Frankrijk heeft de koning alleen de macht

2.2.3. Engeland heeft nog een koning, maar heeft niet zoveel macht.

3. Hoe heeft het particularisme de staatsinrichting van de Republiek beïnvloed?

3.1. Particularisme: de neiging van elk gewest zijn eigen gang te gaan en zich niets van de anderen aan te trekken

3.2. Na het uitroepen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was het onduidelijk bij wie de macht lag. Dit werden al snel de Gewestelijke Staten, standenvergadering van een gewest.

3.3. Elk gewest besloot hoeveel vertegenwoordigers het naar Den Haag zond. De regenten, bestuurders in de Republiek, kregen van hun eigen gewest instructies mee. Al week een voorstel hiervan af, dan moesten ze voor overleg eerst terug naar hun gewest. De Staten-Generaal konden alleen een besluit nemen als iedereen er mee eens was.

3.4. Stadhouder: aanvankelijk was een stadhouder de gemachtigde van de vorst in een gewest. Tijdens de Republiek werd de positie van de stadhouder tweeslachtig: aan de ene kant was hij de dienaar van de Staten, aan de andere kant had hij soevereine bevoegdheden als het recht van gratieverlening en het benoemen van magistraten.

4. Wat zijn de kenmerken van het absolutisme in Frankrijk?

4.1. De Koning probeerde alle macht naar zich toe trekken. Volgens de leer van het Absolutisme zijn de belangen van de koning gelijk aan die van het land.

4.2. Omdat de koning de macht van God had gekregen, hoefde hij zich alleen te verantwoorden aan God.

4.3. Lodewijk XIV riep de Staten-Generaal nooit bij elkaar, hierdoor had de derde stand geen mogelijkheid tot inspraak.