1. Ik gebruik relevante kennis over
1.1. de agogische relatie
1.1.1. Kwaliteiten
1.1.2. - oog voor de agogische relatie (handelen vanuit beroep)
1.2. mensen in hun leefwereld
1.2.1. - ik hou rekening met de persoon en de relationele context
1.2.2. Leerpunten
1.2.3. - meer rekening houden met de structurele context
1.3. de volledige ervaring van mensen
1.3.1. Kwaliteiten
1.3.2. - ik hou rekening met feiten, betekenis en handelen
1.3.3. Leerpunten
1.3.4. - niet blijven steken bij feiten
1.4. het betekeniskader
1.4.1. Kwaliteiten
1.4.2. - ik hou rekening met mijn eigen betekeniskader en dat van de ander
1.5. psv
1.5.1. Kwaliteiten
1.5.2. - ik neem nauwkeurig waar
1.5.3. - ik structureer mijn eigen non-verbaal gedrag en hou rekening met dat van de cliënt
1.5.4. - ik kan actief luisteren
1.5.5. Leerpunten
1.5.6. - meer samenvatten
1.5.7. - meer doorvragen, concretiseren en nuanceren
1.5.8. - zorgen voor een vlottere communicatie (minder aarzelen en twijfelen)
1.5.9. UItdagingen
1.5.10. - beter kunnen omgaan met gevoelens
1.5.11. - feedback kunnen geven en openstaan om feedback te ontvangen
2. Ik ben in mijn gesprek consequent met mijn
2.1. uitgangspunten
2.1.1. kwaliteiten
2.1.2. - wederkerigheid in het gesprek
2.1.3. - vertrekken vanuit het verhaal van de cliënt
2.2. waardeposities
2.2.1. kwaliteiten
2.2.2. - de cliënt is zelf baas en vertelt wat hij al dan niet wil vertellen
2.2.3. - de cliënt is zelf verantwoordelijk voor zijn keuzes / acties
3. Ik maak echt en authentiek contact met de cliënt
3.1. Kwaliteiten
3.2. - ik heb een hart voor de mensen waarmee ik werk
3.3. - ik luister onbevooroordeeld
3.4. - ik ben me bewust van mijn betekeniskader
4. Ik zorg dat mijn cliënt zich op zijn gemak voelt
4.1. Kwaliteiten
4.2. - uitnodigend onthaal, de cliënt welkom heten ( "Bent u hier goed geraakt?")
4.3. ik geef informatie
4.3.1. - ik stel de dienst voor
4.3.2. - ik vertel iets over onze manier van werken (beroepsgeheim, grenzen aanduiden, notities maken)
4.4. Leerpunten
4.5. - mezelf meer voorstellen ("ik ben, mijn functie is, …")
4.6. - minder nerveus zijn bij het onthaal, zelfverzekerder eoverkomen
4.7. Uitdaging
4.8. - ijsbreker
5. Ik geef structuur aan het gesprek
5.1. Kwaliteiten
5.2. - door middel van het FBH/ PRS schema zowel feiten, betekenis en handelen over een gebeurtenis vragen
5.3. Leerpunten
5.4. - minder blijven steken in de feiten
5.5. - meer doorvragen op eenzelfde thema
5.6. - meer samenvatten
5.7. - gesprek afronden (hadden we nog niet in de les gezien)
5.8. Uitdagingen
5.9. - meer ingaan op het stucturele
5.10. - correcte volgorde van vragen aanhalen (nu wordt alles door elkaar gevraagd)
6. Ik zet mijn sociale vaardigheden in
6.1. Kwaliteiten
6.2. - nauwkeurig waarnemen
6.3. - observatie van non-verbaal gedrag (wiebelen met het been opmerken, oogcontact maken)
6.4. - nauwkeurig letten op mijn non-verbaal gedrag (handgebaren, oogcontact, knikken)
6.5. - actief luisteren en dit laten merken door onder andere te knikken
6.6. - ik stel vragen
6.6.1. - open vragen
6.6.2. - een paar gesloten vragen
6.6.3. - relevante en begrijpbare vragen
6.6.4. - verbredende vragen
6.6.5. - verdiepende vragen