1. Sociale controle
2. Pluriforme samenleving
2.1. Cultuur
2.1.1. Segregatie
2.1.1.1. Tegencultuur
2.1.2. Subcultuur
2.1.2.1. Vergrijzing
2.1.2.2. Ontgroening
2.1.3. Dominante cultuur
2.1.3.1. Integratie
2.1.3.1.1. Solidariteit
2.1.3.1.2. Economische/cognitieve/politieke/affectieve bindingen
2.1.3.1.3. Assimilatie
2.1.3.1.4. Immigratie
2.1.3.1.5. Etnisch ondernemerschap
2.1.4. Culturele diversiteit
2.1.4.1. Nature-Nurture debat
2.2. (Im)materiële behoefte
2.2.1. Maatschappelijke positie
2.2.1.1. Ontzuiling
2.2.1.1.1. Sociale mobiliteit
2.2.1.2. Status
2.2.1.2.1. Respect
2.2.1.2.2. Sociale ongelijkheid
2.2.1.2.3. Eigen verantwoordelijkheid
2.2.2. Socialisatie
2.2.2.1. Internalisatie
2.2.2.2. Gezinshereniging/gezinsvorming
2.2.2.3. Sociale zekerheid
2.2.2.3.1. Sociale partner
3. Verzorgingsstaat
3.1. Nachtwakersstaat
3.2. Economische/sociale/politieke motieven
3.2.1. Bezuinigingen
3.2.1.1. Frictie-, seizoens-, conjuncturele werkloosheid
3.2.1.2. Financiële prikkel
3.3. Basisbehoefte van de mens
3.3.1. Collectieve voorzieningen
3.3.1.1. Inkomenszekerheid
3.3.1.1.1. Algemene/bijzondere bijstand
3.3.1.1.2. WW-WULBZ-WIA-AOW-AKW
3.3.1.2. Gezondheidszorg
3.3.1.3. Maatschappelijk middenveld
3.3.1.3.1. Socialiserende institutie
3.4. Flexibilisering
3.4.1. Technologische revolutie
3.4.1.1. Automatisering