1. SSMP
2. SCEG's
2.1. somatiek
2.2. cognitie
2.3. emotioneel
2.4. gedrag
2.5. sociaal
3. SAPS
3.1. diagnosegroepen
3.1.1. Diagnosegroep 1 schouderklachten mét passieve bewegingsbeperking, voornamelijk in exorotatie en/of abductie (noot 7)
3.1.2. Diagnosegroep 2 schouderklachten zónder passieve bewegingsbeperkingen en mét een pijnlijk traject in de abductie
3.1.2.1. impingement?
3.1.3. Diagnosegroep 3 schouderklachten zónder passieve beperkingen en zónder pijn in abductietraject (noot 7)
3.1.3.1. frozen shoulder
3.1.3.1.1. diabetes
3.1.3.1.2. roken
3.1.3.1.3. leeftijd
3.2. prognostische factoren
3.2.1. negatief
3.2.1.1. • geleidelijk ontstaan (noot 2) • lange duur van de klachten (noot 2) • ernstige pijn (noot 2) • nekklachten (noot 3 en 4) • aanleiding: (repeterende bewegingen in) werk/sport/ADL (noot 3 en 4) • predisponerend voor instabiliteit (noot 5): armdominantie, werk/sport/ADL, kenmerken van hyperlaxiteit • scapulothoracale disfunctie (noot 6) (zie onderzoek)
3.3. beloop
3.3.1. • herstel bij (algemene) schouderklachten - na 6 weken ~30% van de patiënten - na 6 maanden ~50% - na 12 maanden ~60% • beloop afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en aard van het letsel (noot 1*)
4. KANS
4.1. behandelprofielen
5. overbelasting
6. screening
6.1. huisarts
6.2. alle rode vlaggen en scenario's eventueel bij duidelijk verhaal beperken
6.2.1. *