Bacteriën en virussen

Comienza Ya. Es Gratis
ó regístrate con tu dirección de correo electrónico
Bacteriën en virussen por Mind Map: Bacteriën en virussen

1. micro-organismen

1.1. eukaryoten

1.1.1. algen

1.1.2. protozoa

1.1.3. fungi

1.2. prokaryoten

1.2.1. bacteriën

1.2.1.1. kern is niet omgeven door een membraan

1.3. virussen

1.3.1. geen celstructuur en niet levend. ze overleven en vermenigvuldigen in een gastheercel

2. bacteriën

2.1. morfologie

2.1.1. verdeling op basis van vorm

2.1.1.1. coccen

2.1.1.2. bacillen

2.1.1.2.1. kunnen tot 10 micrometer groeien

2.1.1.3. vibrio's

2.1.1.4. spirillen

2.1.1.5. spirocheten

2.1.2. grootte

2.1.2.1. meestal 0,5-1 micrometer

2.2. fysiologie

2.2.1. zuurstof

2.2.1.1. aëroob

2.2.1.1.1. leeft in aanwezigheid van zuurstof

2.2.1.1.2. strikt aëroob

2.2.1.2. anaëroob

2.2.1.2.1. leeft in afwezigheid van zuurstof

2.2.1.2.2. facultatief anaëroob

2.2.1.2.3. strikt anaëroob

2.2.1.3. micro-aërofiel

2.2.1.3.1. leeft in lage zuurstofspanning

2.2.2. osmotische druk

2.2.2.1. hoge druk

2.2.2.1.1. niet goed overleven

2.2.2.2. lage druk

2.2.2.2.1. door stevige celwand wel overleven

2.2.3. pH

2.2.3.1. meeste groeien bij neutrale pH

2.2.4. temperatuur

2.2.4.1. groeisnelheid w bepaald door temp

2.2.4.2. psychrofiele bacterie

2.2.4.2.1. <20°C

2.2.4.3. mesofiele bacterie

2.2.4.3.1. 20-45°C

2.2.4.4. thermofiele bacterie

2.2.4.4.1. >45°C

2.2.5. energiebron

2.2.5.1. licht

2.2.5.1.1. fototroof

2.2.5.2. chemische energie

2.2.5.2.1. chemotroof

2.2.6. voedingsstoffen

2.2.6.1. koolstofbron

2.2.6.1.1. autotroof

2.2.6.1.2. heterotroof

2.2.6.2. stikstof, zwavel, fosfor, mineralen...

2.3. groei en vermenigvuldiging

2.3.1. groei

2.3.1.1. groei bereikt plateau

2.3.1.1.1. wanneer voedingsstoffen of zuurstof op zijn stopt de groei ook

2.3.2. vermenigvuldiging

2.3.2.1. amitose

2.3.2.1.1. kolonievorming

2.3.2.2. budding

2.3.2.2.1. grote cel waarvan een klein stukje gaat loskomen en een aparte cel gaat vormen

2.3.2.3. conjugatie

2.3.2.3.1. twee bac wisselen via sekspili erfelijk materiaal (plasmiden) uit

2.4. celstructuren

2.4.1. celkern

2.4.2. celmembraan

2.4.3. flagella en pili

2.4.4. celwand

2.4.4.1. gram-pos

2.4.4.1.1. geen buitenmembraan

2.4.4.2. gram-neg

2.4.4.2.1. wel buitenmembraan

2.4.5. buitenlaag van celwand (glyxocalix)

2.5. sporen

2.5.1. = differentiatievorm van bacterie

2.5.2. lagen van de sporen van binnen naar buiten

2.5.2.1. core met DNA en cytoplasmatisch materiaal

2.5.2.2. binnenste celmembraan

2.5.2.3. sporenwand

2.5.2.4. cortex

2.5.2.5. buitenste celmembraan

2.5.2.6. sporenmantel of coat

2.5.2.7. exosporium

2.5.3. kenmerken

2.5.3.1. grote resistentie tegen hitte

2.5.3.2. ontkieming of germinatie

2.5.3.3. sporulatie belangrijke gevolgen voor hygiëne

2.5.3.3.1. materiaal altijd steriel maken

2.5.3.3.2. kleding heet genoeg wassen enz

2.6. bijzondere bacterievormen

2.6.1. protoplasten

2.6.2. mycoplasma

2.6.3. rickettsiae

2.6.4. clamydiae

2.7. pathogeen vermogen

2.7.1. afhankelijk van

2.7.1.1. overdrachtsvermogen

2.7.1.1.1. vermogen om vanuit een infectiebron een nieuwe gastheer te bereiken

2.7.1.2. infectiviteit

2.7.1.2.1. hoe makkelijk iets binnen geraakt

2.7.1.3. invasiviteit

2.7.1.4. toxigeniteit

2.7.1.4.1. bac op zich zijn niet giftig, ze geven giftige stoffen af

2.7.1.4.2. exotoxines

2.7.1.4.3. endotoxines

2.7.1.5. ontsnappingsmechanisme

2.7.1.5.1. hoe?

2.7.1.6. reactie uitgelokt bij de mens

2.7.2. resultaat

2.7.2.1. infectie

2.7.3. infectieketen

2.7.3.1. micro-organisme

2.7.3.2. reservoir/bron

2.7.3.3. buitenkomstplaats

2.7.3.4. transmissie

2.7.3.5. binnenkomstplaats

2.7.3.6. gastheer (moet vatbaar zijn)

2.8. genetica

2.8.1. aanpassingen genetisch materiaal

2.8.1.1. genotypische variatie

2.8.1.2. fenotypische variatie

2.8.2. bestaan uit

2.8.2.1. plasmide

2.8.2.2. chromosoom

2.9. processen

2.9.1. transformatie

2.9.2. conjugatie

2.9.3. transductie

3. virussen

3.1. eigenschappen

3.1.1. kunnen zichzelf niet vermenigvuldigen

3.2. pakketje DNA met eiwitmantel errond

3.3. morfologie

3.3.1. 1 virus = 1 virion

3.3.2. classificatie

3.3.2.1. DNA of RNA

3.3.2.2. wel of geen enveloppe

3.4. vermenigvuldiging

3.4.1. verloop

3.4.1.1. adsorptie

3.4.1.2. penetratie

3.4.1.3. ontmanteling

3.4.1.4. translatie

3.4.1.5. replicatie

3.4.1.6. assemblage

3.4.1.7. vrijkomen virussen

4. onderzoeksmethoden virussen

4.1. staalafname

4.2. viruskweek

4.3. testen

4.3.1. microscopie

4.3.2. serologie

4.3.3. viruskweek

5. onderzoeksmethoden bacteriën

5.1. bemonstering

5.2. identificatie en kweek

5.3. aantonen microbiële antigenen

5.4. bac kweek

5.5. serologische test