1. Vertelperspectief
1.1. ik-verteller
1.1.1. vertellende ik
1.1.1.1. Het hoofdpersonage Nestor verteld in verleden tijd over een moordzaak die hij heeft onderzocht.
2. thema
2.1. detectiveleven
2.2. verleiding
2.3. onbetrouwbaarheid
3. taal
3.1. welke
3.1.1. Nederlands
3.1.1.1. Belgisch Nederlands
3.1.1.1.1. vb. 'Ik kreeg de indruk dat hij dacht dat ik 'm had aangegeven?' (p.27)
3.2. register
3.2.1. formeel
3.2.1.1. vb. 1 'excuseert u mij, heren, ik ben niet zo helder.' (p.19)
3.2.1.2. vb. 2 'Bent u op weg naar Pièrre de Fabrègues?' (p.11)
3.2.2. neutraal
3.2.2.1. vb. 1 'Hij heeft geen papieren bij zich. Zijn kleren komen uit England.' (p.51)
3.2.2.2. vb. 2 'Zo staan we er maar idioot bij. Zullen we het wapentuig opbergen?' (p.59)
3.2.3. informeel
3.2.3.1. vb. 1 'Zeg, Kleine Fred? Herken je je vrienden niet meer?' (p.17)
3.2.3.2. vb. 2 'Burma, verdorie! Ik verslikte me bijna.' (p.7)
3.2.4. vulgair
3.2.4.1. vb. 'Dit zet ik je betaald, gore hufter!' (p.26)
3.3. woordenschat
3.3.1. makkelijk
3.3.1.1. vb. 1 'De volgende dag stapte ik vroeg en met het verkeerde been uit bed.' (p. 60)
3.3.2. moeilijk
3.3.2.1. vb. 'een hypocriete estheet' (p.25)
4. ruimte
4.1. geograhische
4.1.1. Frankrijk, Cannes (p.5)
4.1.2. Frankrijk, Nice (p.48)
4.2. sociale
4.2.1. politiewereld
4.2.2. uitgaansmilieu (p.16-18)
4.3. sfeerscheppende
4.3.1. Een verfrissend en ontspannend bad in de verfijnde Provençaalse volksaard. (p.25)