Criminologie op macroniveau

Mindmap macroniveau

Comienza Ya. Es Gratis
ó regístrate con tu dirección de correo electrónico
Criminologie op macroniveau por Mind Map: Criminologie op macroniveau

1. Gedrag dat afwijkt van de norm, maar niet perse strafbaar is

2. Begrippen

2.1. Criminaliteit

2.1.1. Alles wat door wettelijke bepaling als misdrijf strafbaar is gesteld

2.2. Criminologie

2.2.1. Gedragswetenschap dat crimineel gedrag als studieobject heeft

2.3. Deviant gedrag

2.4. Anomie

2.4.1. Mensen delen niet langer dezelfde collectieve waarden van de gemeenschap en laten zich niet meer leiden door maatschappelijke normen

2.4.2. Gebeurtenissen die door de meeste individuen als onaangenaam worden beschouwd

2.5. Strain

3. Crimineel

4. Theorieën

4.1. Wallgrave

4.1.1. Maatschappelijke kwestbaarheid

4.1.1.1. Jeugdcriminaliteit

4.1.1.1.1. overgroot deel is minder ernstig van aard en wordt begaan door de doorsneeadolecent als een vorm van overgang van verzelfstandiging

4.1.1.1.2. Kleine groep ernstigere delicten

4.1.1.2. Het gezin wordt niet als oorzaak gezien maar als doorgeefluik van maatschappelijke kwetsbaarheid. Ouders lijken onbekwaam, omdat ze negatieve ervaringen hebben meegemaakt

4.1.1.2.1. Er is sprake van een negatieve spiraal

4.1.1.3. Vettenburg categorieën anti-sociaal gedrag

4.1.1.3.1. Schoolgebonden normoverschrijdend gedrag

4.1.1.3.2. Statusdelicten

4.1.1.3.3. Delinquentgedrag

4.1.1.3.4. fysiek geweld

4.2. Merton

4.2.1. Strain naar anomie

4.2.1.1. Als de strain als oneerlijk wordt ervaren of als mensen zich oneerlijk behandeld voelen

4.2.1.2. Agnew

4.2.1.2.1. Twee type strain

4.2.1.2.2. Factoren die de waarschijnlijkheid dat strain tot criminaliteit leidt

4.2.1.3. Gedragsaanpassingen

4.2.1.3.1. Conformiteit

4.2.1.3.2. innovatie

4.2.1.3.3. Ritualisme

4.2.1.3.4. Retreatisme

4.2.1.3.5. Rebellie

4.2.2. Bouwt voort op het anomiebegrip van Durkheim

4.3. Cohen

4.3.1. Delinquente subcultuur

4.3.1.1. Colward en Ohlin

4.3.1.1.1. differentiele associatietheorie

4.3.1.2. Downes en Rock: kenmerken functioneren in een delinquente subcultuur

4.3.1.2.1. Economische rationaliteit grotendeels afwezig

4.3.1.2.2. Groot deel van het criminele gedrag kenmerkt zich door 'kwaadaardigheid'

4.3.1.2.3. Het gedrag houdt een expliciete verwerping van de dominante waarden in

4.3.1.2.4. Gedragingen van de gang en gang-leden zijn hedonistisch en gericht op beloning op korte termijn

4.3.1.2.5. Loyaliteit is primair gericht op de gang

4.3.1.3. Bouwt voort op Merton

4.3.2. Bouwt voor op Merton

4.3.2.1. Jongeren zijn minder op zoek naar materiele doeleinde, maar naar zingeving op een ander niveau

4.3.2.1.1. Competitie speelt hier een rol

4.3.3. Conflict

4.3.3.1. Als niet legitieme middelen ontbreken om in materiele behoefte te voorzien

4.3.3.2. Verminderde sociale controle

4.3.4. Retreatist subcultuur

4.3.4.1. Deze grope is noch in legale, noch illegale middelensfeer succesvol en ziet geen kans om via een conflictgroep of via geweld status te verwerven

4.3.4.2. Gedragsaanpassingen anomie of strain

4.3.4.2.1. Terugtrekking

4.3.4.2.2. Conflict

4.4. Anomietheorie van Durkheim

4.4.1. La suicide (zelfmoord)

4.4.1.1. Het aantal zelfmoorden neemt toe:

4.4.1.1.1. Zowel in tijden van economische crisis

4.4.1.1.2. Zowel in tijden van zeer snelle economische groei

4.4.2. La division du travail social

4.4.3. Armoede en ongelijkheid

4.4.3.1. armoede en ongelijkheid normale en onvermijdelijke verschijnselen zijn in de maatschappij en niet direct tot crimineel gedrag hoeft te leiden

4.4.3.1.1. de afwezigheid van maatschappelijke normen of regels leidt tot crimineel gedrag

4.5. Matza en Sykes

4.5.1. Perspectief om wangedrag van consumenten te benaderen

4.5.1.1. Neutralisatietechnieken

4.5.1.1.1. Ontkennen van verantwoordelijkheid

4.5.1.1.2. Ontkennen van de aangerichte schade of leed

4.5.1.1.3. Ontkenning van het slachtoffer

4.5.1.1.4. Veroordelen van veroordelaars

4.5.1.1.5. Beroep doen op loyaliteit

4.5.1.2. Volgens hen is het meer dat het dominante waardesysteem op afstand zetten en de nadruk leggen op 'onderhuidse waarden'

4.5.2. Bouwen voort op strain-theorie